23 april 2007

Peter de Zwaan (interview, 2000)



'Een thriller is een roman, maar dan moeilijker'




Eindelijk, na vijf nominaties, kon Peter de Zwaan hem in de armen sluiten: de Gouden Strop, de prijs voor de beste Nederlandstalige misdaadroman. Voor zijn jongste roman Het Alibibureau, over een man die tegen betaling geloofwaardige uitvluchten regelt, toucheerde De Zwaan 25.000 gulden en een plastiek. De auteur over jury's, dikke boeken en zijn voorliefde voor amorele figuren. 'Dat je het zover kunt krijgen dat lezers gaandeweg een boek een beetje medelijden krijgen met een onversneden hufter. Dat is mooi werk.'

(Door Peter Kuijt)

AMSTERDAM _ Hij had de prijs eigenlijk al drie jaar geleden moeten krijgen, vindt hij. Toen kwam Een keel van glas uit, waarin hij het dagboek over zijn ervaringen als kankerpatiënt op indrukwekkende wijze liet samenvloeien met een spannend verhaal. 'Zo'n boek schrijf je maar één keer in je leven. Het is onderschat hoe moeilijk het is om een combinatie te maken van een persoonlijk verslag en een thriller.' Maar de Gouden Strop, dé prijs voor de beste Nederlandse misdaadroman, ging toen dus aan de neus van Peter de Zwaan (55) voorbij.

Recensenten roemen De Zwaans onnavolgbare stijl en dat is volgens de auteur ook tegelijkertijd de reden dat het zo lang heeft moeten duren voordat er een jury was die hem de Gouden Strop toekende. 'Ik heb een eigen aanpak, creëer een eigen wereld. Een aantal mensen vindt dat een mooi wereldje, die duiken er een uurtje of wat in. Een aantal mensen stoot het af, die willen een makkelijk boek lezen. Vorig jaar, toen mijn boek De regels werd genomineerd, zei jurylid hoofdcommissaris Jelle Kuiper dat hij 'dat boek van Peter de Zwaan wel erg moeilijk vond'. Veel mensen stellen zich bij een thriller iets eenvoudigs voor. Maar die tijd is voorbij, de 'Commissaris Voordewind'-achtige verhalen hebben we gehad.'

'Schrijvers zoals René Appel, Chris Rippen en ik maken geen boeken met een moeilijkheidsfactor nul. Daar hebben we geen zin in. Wij willen zo aardig mogelijke boeken schrijven, met een paar lijnen, een onderlijn, een zijlijn, en met een spanningsboog, dat lullige woord dat ze die leraren Nederlands er tijdens hun studie inhameren. Een thriller is een ingewikkelde roman, zeg ik wel eens. Dat is namelijk een roman met een extra moeilijkheidsgraad, er hangt een plot aan. Als je dat tegen iemand zegt die nooit thrillers leest, maar uitsluitend romans, dan bezondig je je aan pure blasfemie.'

'Een goed boek met een plot, dat is veel mensen kennelijk te veel. En gek genoeg, ook een aantal recensenten. Er zit in Brabant een criticus, die elk jaar uitlegt dat ik niet kan schrijven. Zolang dat er een is, vind ik het prima, dan heb ik mijn jaarlijkse lachbui. Als het er tien zijn, dan begin ik me wat ongemakkelijker te voelen.'

De Zwaan, columnist bij het dagblad de Twentsche Courant Tubantia, zal proberen zich er niet aan te ergeren. Dat hoort namelijk bij de belofte die hij zichzelf bij zijn vijftigste verjaardag heeft gedaan. 'Zo'n vijfentwintig jaar geleden interviewde ik jazzpianist Roelof Stalknecht. Die werd toen vijftig en zei: 'Ik wil mij nooit meer ergeren'. Oeh, dacht ik, dat ga ik ook doen, als ik die leeftijd bereik. Daar komt natuurlijk niets van terecht. Ik ben bijna 56 en irriteer me nog voortdurend. Als je je kunt veroorloven je nooit meer te ergeren, dan heb je wat bereikt. Nou, zover ben ik dus nog niet.'

Terreur

Een ander voornemen van De Zwaan was om geen boeken meer te lezen, die dikker zijn dan 300 pagina's. 'Dat heb ik heel goed volgehouden. Misschien dat ik in de laatste vijf jaar zes of zeven boeken heb gelezen die dikker waren, maar dan waren ze wel van Elmore Leonard of een paar anderen. Daar lees ik wel boeken van 1925 pagina's van.'

'Er zijn heel veel boeken die lijden onder de terreur van de tekstverwerker. Dat rammelt maar door, er zit geen rem op. Terwijl je in principe een verhaal binnen 300 pagina's kunt vertellen.' In Het Alibibureau belooft hoofdpersoon Suz Kcrams zichzelf eveneens zich nooit meer te ergeren en zijn kast te ontdoen van dikke boeken. De Zwaan brengt dit avontuur binnen 287 pagina's naar een verrassend en bevredigend einde. Er verschijnt een grimas op zijn gelaat. 'Ik heb ze bij uitgeverij Meulenhoff gevraagd om het boek zo op te maken dat het op bladzijde 306 eindigt. Ik zag namelijk de zure recensies al voor me: 'De Zwaan kan geen maat houden'. Maar het boek was niet dikker te krijgen.'

De prijswinnende roman beschrijft de handel en wandel van Suz Kcrams, directeur van het bedrijf SuzCo, dat bemiddelt tussen uitvinders en potentiële fabrikanten. Hij bestiert ook het Alibibureau, dat tegen betaling zorgt voor geloofwaardige uitvluchten en plausibele smoezen voor eenieder die daar behoefte aan heeft. Vanzelfsprekend regelt Kcrams ook alibi's voor criminelen.

Een verre van honderd procent rechtschapen karakter, die Kcrams. Zo heeft De Zwaan ze ook het liefst. 'Amoreel is het goede woord voor dat soort types. Mensen die hun grote plannen niet kunnen waarmaken omdat ze net een maatje te groot zijn. Ik las vroeger veel Dashiell Hammett en Raymond Chandler, je weet wel, de Californische school. Tussen haakjes: de Engelse school, daar heb ik nooit wat mee gehad. Agatha Christie? Wat een gezeur. Van haar kon je 180 pagina's weggooien en de laatste twaalf lezen, waarin die weggegooide pagina's worden samengevat. Maar goed, de Californische school dus. Eén ding van die schrijvers heb ik nooit begrepen: waarom de hoofdpersoon zich drie keer op zijn gezicht laat slaan, zich laat afbekken door rechercheurs, op zijn donder krijgt van gangsters en uiteindelijk zijn zuurverdiende duizend dollar beloning weggeeft aan de weduwe van het slachtoffer. Dat is toch niet van deze wereld? Ik zou blij zijn als ik een paar centen had om op mijn blauwe plekken te leggen.'

'Waar ik niet tegen kon was dat het in die detectives altijd zo calvinistisch rechtschapen eindigde. De slechterik was niet slecht, want hij had een gouden hartje. Dat geloof je toch niet? Als-ie slecht is, is-ie slecht. Ik verzin voor mijn boeken amorele figuren en dat moeten ze ook blijven. Een aardige man aardig maken, is geen kunst aan. Maar een onversneden hufter die de grote klapper niet kan maken, een hufter blijft, maar gaandeweg een boek zo beschrijven dat mensen een beetje medelijden krijgen, dat is mooi werk. Daar moet je voor schrijven.'

Behalve figurerend aan de zelfkant van de samenleving, zijn de personages in De Zwaans boeken ook rap van geest en goed van de tongriem gesneden. Alom, behalve in Brabant dus, worden de snelle en cynische dialogen in zijn romans geroemd. 'Het zal wel iets te maken hebben met mijn voorliefde voor films, vooral die uit de B-categorie uit de jaren veertig, vijftig, met die one- en twoliners, die in een bliksemtempo over het doek vliegen. Ze moeten snel gaan, maar binnen de grenzen van het waarschijnlijke blijven. Elmore Leonard is de allerbeste dialogenschrijver die er is. Toen ik na mijn tweede boeken met hem vergeleken werd, dacht ik: als vergelijken dan toch per se moet, dan graag met de beste.'

Het cynische van zijn personages, zit ook in zíjn karakter, wil De Zwaan best toegeven. 'Het was vroeger erger dan nu. Je wordt oud en dus mild. Ik liep vroeger altijd met een vriend naar school en onderweg oefenden we in het maken van cynische opmerkingen. We waren op onze achtste, negende ook zo verknocht aan die rare humor in de Bob Evers-serie van Willy van der Heide, vandaar dat ik ook na zijn dood die reeks kon voortzetten. Daarna werd het werk van Jack Kerouac onze bijbel. Trouwens, die schoolvriend woont nu in Amsterdam, staat op het punt om professor te worden - ik hoop niet dat het ooit gebeurt.'

Doemverhalen

Een keel van glas kreeg weliswaar niet de bekroning die hij had moeten hebben, toch zit er nog een staartje aan deze roman over een afperser die zijn snode plannen doorkruist ziet door de bestralingen die hij moet ondergaan. De thriller wordt verfilmd door Rob Houwer. Collega-auteur Tomas Ross schrijft zo goed als zeker het script, weet De Zwaan te melden. Zelf wilde hij het niet doen.

'Toen ik het contractje met Houwer tekende, zei ik: 'Hier houdt mijn bemoeienis op. Je gaat je gang maar met de film. Geef me een seintje als hij in de bioscopen draait, dan kom ik 'm bekijken'. Ik vind dat je je als schrijver niet moet bezighouden met de verfilming. Je wordt een enorm blok aan het been van de regisseur, als je dat doet. Schrijven en verfilmen zijn aparte werelden en dat moet ook zo blijven. De scenarioschrijver moet het boek lezen, het verhaal tot zich door laten dringen en daarna zeggen 'weg ermee'. Alles in het script wat nog een beetje op het boek lijkt, is dan mooi meegenomen, maar het is niet noodzakelijk.'

De Zwaan schreef Een keel van glas drie jaar nadat bij hem keelkanker was geconstateerd. 'Ik begon wel vrij snel met dat dagboek. Niet om er later een roman over te maken, maar meer, tja, het was allemaal zo onwezenlijk. Je zit daar met z'n allen in de wachtkamer, de een voor z'n keel, de ander voor haar baarmoeder, je hoort de doemverhalen. En dan daarna in de bestralingsmachine, met dat rare geluid, het was heel macaber. Later kreeg ik een idee voor een roman dat zich een aantal weken uitstrekte in de tijd en ik dacht: daar kan ik mijn dagboek wel bij gebruiken. De roman begint als vastgesteld wordt dat de hoofdpersoon een tumor in zijn keel heeft en eindigt na zeven weken bestraling. Dat was nog een hele toer om de thriller op hetzelfde moment te laten eindigen als het dagboek.'

Het stempel 'genezen' heeft hij ruim een half jaar geleden gekregen. 'De kans dat het terugkomt is even groot als de kans dat jij het krijgt. Wat nooit meer overgaat, zijn de bijverschijnselen. Veel hoofdpijn. Wist je dat je kramp in je hals kunt krijgen? Geloof me maar, het kan. En in een rokerige kamer ben ik na een half uur niet meer te verstaan.'

Na Een keel van glas verscheen Buiten leven. Volgens velen de ultieme wraakneming van De Zwaan. In dat boek wordt namelijk bijna de gehele vijfkoppige jury van een literatuurprijs over de kling gejaagd. Volgens De Zwaan zit de vork iets anders in de steel. 'Iedereen, ook jij, heeft de motieven voor dat boek verkeerd begrepen. Men dacht dat ik iets af te rekenen had met de Gouden Strop-jury, maar zo was het niet. Ik had al een verhaal in mijn hoofd waarvoor ik een groep mensen nodig had, die elkaar kenden, maar niet close. Dus geen vijf leden van de klaverjasclub of de Rotary. Het werd uiteindelijk een jury die een enkele keer bijeenkomt. Tja, toen lag een boekenjury wel erg voor de hand. Er zat destijds in de Strop-jury een vrouw, die heb ik in het boek meegenomen, en ook iemand uit de provincie en van over de grens. Jij kwam uit het westen. Met die jury heb ik dus wat uitgehaald.' Hij grijnst. 'Als men daar kwaadheid mijnerzijds inziet, dan is dat pure winst.' Zijn grijns wordt breder. 'Maar ik heb jou toch laten leven?'

Peter de Zwaan - Het Alibibureau, uitgeverij Meulenhoff-M, 287 pag.

Geen opmerkingen: