30 april 2007

John Fullerton - Het apenhuis (1996)

De mens, een wandelende zak met pus




(Door Peter Kuijt)

Maar liefst twaalf oorlogen versloeg de journalist John Fullerton, die in eerdere levens brood met beleg verdiende als boer, effectenhandelaar en soldaat. Fullerton werkte in Afrika en het Midden-Oosten en rapporteerde onder meer over de oorlog in Afghanistan. Zijn laatste standplaats, het belegerde Sarajevo waar de Brit twee jaar als correspondent vertoefde, vormt het decor van zijn thriller Het apenhuis. Een fraai, doch triest stemmend debuut dat vooral opvalt door zijn indrukwekkende sfeertekeningen.

Hoofdinspecteur Rosso leidt dat wat er van het politiekorps rest in de Bosnische hoofdstad. Zijn taak is moordzaken te onderzoeken: een zo op het eerste gezicht onmogelijke missie, er vallen immers dagelijks aan de lopende band slachtoffers door de mortieraanvallen van de Serviërs die zich op de heuvels rond Sarajevo hebben verschanst.

Rosso wordt het dan ook wel eens te veel. 'We zijn niets meer dan een wandelende zak met pus', verzucht hij als hij buiten de stad in de loopgraven een rij lijken aanschouwt. 'Levend zijn we van geen belang en dood zijn we aan verrotting overgeleverd. Geen enkel ander wezen is tijdens zijn leven zo destructief en stinkt zo als hij dood is.'

Niettemin maakt Rosso van moordonderzoeken een beroepsmatige erezaak. Niet alleen om niet helemáál gek te worden, maar ook voelt hij een moreel plichtsbesef, gezien het oorlogsverleden van zijn vader, een Kroatische Obersturmführer die van Hitler nog het felbegeerde Ritterkreuz kreeg. Bij de moord op tandarts Zeljka Boekovac, wier stoffelijke resten worden aangetroffen in een voornamelijk door Serviërs bewoonde en daarom Het apenhuis genoemde flat, speelt nog een andere reden die Rosso achter de moordenaars doet aanjagen: de Servische was behalve tandarts ook informante.

Enkele illustere figuren kruisen vervolgens Rosso's pad, zoals de Amerikaanse journalist Branston Flett, die dank zij zijn gefortuneerde krant in tegenstelling tot de meeste andere inwoners van Sarajevo verzekerd is van twee warme maaltijden per dag en gangsterbaas Loeka die een heel imperium in Sarajevo bestiert. En verder is er plaats voor de onvermijdelijke, ineffectieve VN-commandant, zoals we die wel vaker in Bosnië zijn tegengekomen. Rosso achterhaalt uiteindelijk de moordenaar van Boekovac, tegen een flinke prijs...

Fullerton schrijft met kennis van zaken, dat blijkt al vanaf de eerste bladzijde. Zijn beschrijvingen van het geweld en de erbarmelijke omstandigheden waaronder de inwoners van Sarajevo gebukt gaan, zijn huiveringwekkend. Je wordt er bij tijd en wijle behoorlijk neerslachtig van. 'Waanzinnig spannend', roept de uitgever die in de vertaling slordigheden als 'hij werd gevonden door een ziekenauto' toestaat, maar dat is niet de juiste kwalificatie: de intrige is al vrij snel duidelijk. Daartegenover staat een onverwachte finale, die de lezer nog lang zal bijblijven. Fullerton debuteert met verve.

John Fullerton - Het apenhuis, uitgeverij De Boekerij, 285 pag.

Alexandra Frye - Een ideale vrouw en moeder (1994)


Prutswerk vergalt leesplezier



(Door Peter Kuijt)

Met Een ideale vrouw en moeder levert Alexandra Frye haar eerste boek af. Of beter gezegd haar zoveelste, want Alexandra Frye blijkt volgens de uitgever het pseudoniem te zijn van twee bekende Amerikaanse auteurs, wier identiteit zorgvuldig wordt geheim gehouden. Het enige wat de uitgever kwijt wil, is dat Frye woont/wonen in New Jersey en werkt/werken aan een volgende thriller. En daar kunnen we het mee doen.

De belangrijkste rollen in Een ideale vrouw en moeder zijn weggelegd voor Georgia Coffey, haar man Larry en Harriët Major, de oppas van hun zoontje Justin. Om beurten zijn zij de ik-persoon die gaandeweg het boek het hoe en waarom van de ontvoering van Justin moeten proberen duidelijk te maken.

Georgia is, blijkens de flaptekst, een leuke intelligente jonge moeder, maar naarmate het boek vordert, komt zij naar voren als een neurotische vrouw die de deur van haar psychiater en van haar vader, een bekende psychotherapeut, platloopt. Haar zoontje Justin is bijna vier en ze staat op het punt te bevallen van haar tweede kind.

Larry Coffey werkt als aandelenspeculant bij de firma Shaw Cross en heeft in de loop der jaren zo goed 'gescoord' dat hij zichzelf tegen iedereen die het maar wil horen als de Grote Beer afficheert. Het tij keert echter voor Larry, want Shaw Cross moet bezuinigen en wil met een misselijke speculantentruc af van Coffey.

Harriët tenslotte solliciteert bij de Coffeys en lijkt een babysit uit duizenden. Het klikt meteen tussen haar en Georgia en Justin is al even dol op haar. Larry reageert aanvankelijk als 'een warm kliekje macaroni' op Harriët, maar hij draait gauw genoeg bij. Kortom, iedereen is in z'n sas met de oppas. Dat verandert echter als Georgia terugkomt uit het ziekenhuis met haar net geboren dochtertje. De model-babysit is verdwenen en ze heeft Justin meegenomen.

De achtervolging op de ontvoerster wordt ingezet. Niet alleen de politie zit achter Harriët aan, maar ook een paar duistere lieden die iets te maken hebben met twee Wall Street-hotemetoten die tussen de hoofdstukken door onbegrijpelijke dialogen voeren.

De plot van het verhaal is verrassend. Daar moet dus een behoorlijk aantal uurtjes leesplezier in zitten, zou je zeggen. Ware het niet dat je struikelt over de talrijke ergerniswekkende taalfouten. Bovendien is de eindredactie in enkele hoofdstukken in de fout gegaan met de naam van de ik-persoon, zodat je bladzijden lang al lezend op een zijspoor wordt gerangeerd. Voor bijna vier tientjes mag je toch wel wat minder prutswerk verwachten.

Alexandra Frye - Een ideale vrouw en moeder, uitgever Bosch & Keuning

Robert Ferrigno - Dodemansdans (1996)

Volop verknipte figuren in sappige thriller




(Door Peter Kuijt)

De mokkamunttruffels die opperrechter Theodore Krammerson aan het bereiden is in zijn overdadig ingerichte Amerikaanse keuken, zal hij zelf nooit meer eten. Want terwijl hij vol overgave staat te roeren in zijn pannetje, wordt de dikke magistraat wreed uit zijn pantoffels geschoten.

Met deze kille scène opent Dodemansdans van de Amerikaanse oud-journalist Robert Ferrigno, die eerder met Dood water en Grijnzende maan bewees grof geweld bepaald niet te schuwen.

De daders van de moord op rechter Teddy zijn twee psychopathische huurmoordenaars, van wie de één een kapperszaak zou willen beginnen, 'het liefst een volledig kuuroord, met reflexologie en lichaamskuren met zeewier'. De ander is vel over been, maar zo sterk als een beer. Er lopen wel meer verknipte figuren rond in Ferrigno's boek. Wat te denken van de nu aan een rolstoel gekluisterde, uit de gevangenis vrijgelaten oud-ballroomdanser, een stevig drinkende, hitsige openbaar aanklaagster of de puissant rijke advocaat die zijn op duistere wijze verkregen gelden wil besteden aan de scholing van arme kinderen?

Ook Ferrigno's held, glossy-journalist Quinn, moeten we met enig mededogen bekijken. Aan de ene kant probeert hij met veel energie de moord op rechter Teddy, zijn stiefvader, op te lossen - daarbij technieken hanterend die op geen enkele School voor de Journalistiek onderwezen worden -, terwijl hij liever met zijn ex-vrouw Rachel en dochtertje Katie weer een fijn gezinsleven zou leiden.

Ferrigno schrijft het allemaal lekker op, met sappige dialogen, rake sfeerschetsen en een goed oog voor het (stedelijk) landschap van zuid-Californië. Het hoe en waarom van de moord op rechter Teddy en diverse andere daaropvolgende afslachtingen blijft een beetje duister, maar de spectaculaire, shoot out-achtige finale vergoedt veel.

Robert Ferrigno - Dodemansdans, uitgeverij Luitingh-Sijthoff, 287 pag.

James Elliott - Cold Cold Heart (1996)

Ex-CIA-agent jaagt op overgelopen slager




(Door Peter Kuijt)

Het lijkt een onuitputtelijke bron: het fenomeen seriemoordenaar. Ook de Amerikaanse schrijver James Elliott laat in zijn debuut Cold Cold Heart een onstuitbaar moordende slager ongegeneerd zijn gang gaan.

De vleesmeester in kwestie heet John Malik, een naar de VS overgelopen KGB-agent die ook al in de voormalige Sovjet-Unie zijn lusten niet kon bedwingen. Malik is overigens geen gewone seriemoordenaar, de man beleeft pas zijn climaxen als hij zijn slachtoffers in stukken snijdt en gelijk een mislukte modelbouwer de lichaamsdelen op totaal andere plaatsen monteert.

Malik moet gestopt worden, zoveel is zeker. De FBI zet zijn beste mensen in om de man te pakken. Maar ook de CIA, die ervoor heeft gezorgd dat Malik kon overlopen en niet wil dat het Amerikaanse publiek te weten komt dat een overheidsinstantie een moordende maniak het land heeft binnengehaald, onderneemt actie. De dienst schakelt daarvoor Mike Culley in, een ex CIA-agent, die, omdat hij tegenover een Congres-commissie heeft gelogen over zijn toenmalige werkgever, een gevangenisstraf heeft moeten opknappen. Culley kent Malik nog van vroeger, vandaar.

De verbitterde, doch van 'Irish good looks' voorziene Culley wordt bij zijn jacht op de vingers gekeken door de adembenemende journaliste Julie Houser. Op een gegeven moment besluiten ze samen maar achter Malik aan te gaan. Een en ander culmineert in een explosieve ontknoping rond een verafgelegen blokhut, met veel vertoon van technische hoogstandjes.

Cold Cold Heart is geschreven in een redelijk vlot tempo, hier en daar ontsierd door pathetisch aandoende zinnen als 'hij begeerde haar even sterk als hij welke vrouw ook ooit had begeerd' en 'hij had een beklemmend gevoel in de borst'. Elliott biedt van alles wat: seks, spanning en sensatie, maar van verrassende wendingen is totaal geen sprake. Desalniettemin geschikt voor een aantal uurtjes leesplezier.

James Elliott - Cold Cold Heart, uitgeverij Toren Boeken

Ed van Eeden - De vogelspin (1999)

Opwindende systeemkaarten




(Door Peter Kuijt)

Ed van Eeden (1957) is de verpersoonlijking van de allround duizendpoot. De journalist publiceerde ruim twintig non-fictie boeken over van alles en nog wat, hij vertaalde werk van Amin Maalouf en John Updike, voor het vaktijdschrift Boekblad signaleert hij welke vaderlandse auteurs aan het buitenland 'verkocht' worden en wat Nederlandse uitgevers aan buitenlandse titels binnenhalen en op boekenbeurzen mag hij graag schrijvers aan de tand voelen. Sinds het begin van deze Maand van het Spannende Boek ligt De vogelspin in de winkel, Van Eedens fictiedebuut. Een vlotgeschreven roman die overigens pas aan het eind iets van een thriller krijgt.

Hoofdpersoon in De vogelspin is Bruno Tancredi, kredietbewaker en matennaaier. Hij mag zich graag bezondigen aan een bijkans universele, mannelijke liefhebberij: het beloeren van jonge vrouwen.

Maar Tancredi gaat verder in zijn hobby. Buiten kantooruren achtervolgt hij zijn slachtoffers op het station, in winkels en op straat. Hij volgt ze tot aan het naamplaatje op hun voordeur. De informatie die deze vieze man vergaart (naam, adres, sofi-nummer), zet hij thuis op een kaartje. Nadat hij zijn vogelspin Oscar wat kakkerlakken heeft toegestopt en voor zichzelf een diepvriespizza zo goed als krokant heeft gemaakt, zet hij twee dozen op tafel: een met tissues en een met de opwindende systeemkaarten. De rest laat zich raden.

Voor de perfecte gluur is timing het belangrijkst, houdt hij zijn collega en - dan nog - vriend Gerard van der Horst voor. 'Je moet gebruikmaken van spiegelende ruiten en doorkijkjes. Als je het handig doet, kun je zelfs af en toe een borstje spotten.' De adviezen zijn vooralsnog niet aan geilneef Gerard besteed. Die roept tegen passerende blondines dat ze best op zijn gezicht mogen zitten, hoor. 'Joehoe, natte wichtjes, kom eens bij pappie!'

Op een dag krijgt Tancredi een vrouw in het vizier, die hem niet meer loslaat. Een jongere en langere uitvoering van Liza Minelli, die hij Moira noemt. Moira wordt een obsessie voor hem: hij laat daarvoor zelfs prostituee Sylvia, die het presteert om verkikkerd op hem te zijn, links liggen. Via allerlei listen en lagen probeert hij zijn Moira-systeemkaartje zo vol mogelijk te krijgen. Uiteindelijk moet dat wel verkeerd aflopen.

De lezer die zich de moeite getroost De vogelspin aan te schaffen, zal merken dat hij door het werkje heenvliegt. Het duurt slechts een retourtje Den Haag-Utrecht, met lichte vertraging, en dan is de laatste pagina daar al. Van Eeden heeft een snelle pen, verzint leuke krachttermen, maar nergens wordt zijn stijl adembenemend. En de plot is dat eigenlijk ook niet, het is bepaald geen verbijsterende intrige die de auteur uit zijn tekstverwerker tovert.

Wat opvalt en uiteindelijk lichtelijk begint te irriteren zijn de vele, vele beschrijvingen van vrouwen (jonge moeder met hennarode haardos, onmodieus meisje in oudroze jasje). Je zou bijna denken dat er iets autobiografisch in het karakter Tancredi verscholen zit.

Ed van Eeden - De vogelspin, uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, 158 pag.

Stephen Dobyns - Naakt eten (2000)

De zekerheid van verandering




(Door Peter Kuijt)

Stephen Dobyns is voornamelijk bekend van zijn misdaadromans De kerk van de dode meisjes en Kind in het water. Met de eerste, welwillend ontvangen titel maakte de 59-jarige Amerikaanse auteur een stormachtige entree in het Nederlandse taalgebied. Hij beschreef gedetailleerd hoe een stadje in de staat New York in de greep van achterdocht, haat en hysterie verstrikt raakt als er enkele tienermeisjes verdwijnen. In Kind in het water houden een moordenaar en een 15-jarige stripteasedanseres huis op een internaat voor moeilijk opvoedbare kinderen in New Hampshire.

Dobyns heeft echter meer literaire gebieden ontgonnen dan alleen het thrillergenre. De domineeszoon, kortstondig verslaggever van de krant Detroit News en thans hoogleraar Engels en creatief schrijven te Boston, publiceert al sinds 1971 gedichten. Ook begon hij in die tijd met het schrijven van grappig bedoelde parodie-achtige detectives. Sindsdien verschijnt er elk jaar wel een boek van hem: poëzie dan wel misdaadliteratuur.

Naakt eten is het meest recente werk van Dobyns in Nederlandse vertaling. Het betreft een bundel met zestien verhalen die eerder in Amerikaanse tijdschriften zijn verschenen en de stijl van de auteur verraden zoals de Encyclopaedia Brittannica die graag omschrijft met 'koel realisme en een bijtende geest'.

De hoofdpersonen in de verhalen hebben allen gemeen dat hun houvast van alledag plotsklaps verdwijnt. De zekerheid van de verandering heeft hen allemaal in de tang. De dichter Jason W. Plover overkomt wel iets heel bizars: terwijl hij onderweg is naar zijn uitgever wordt hij verpletterd door een uit de lucht vallend varken. Zijn opmerkelijke verscheiden heeft tot gevolg dat zijn poëziebundels de winkels uit vliegen en Plover alsnog beroemd maken.

In Een deel van het verhaal krijgt Lily Hendricks in haar stacaravan bezoek van haar vijf kinderen, allen nazaten van vijf verschillende vaders. Even daarvoor is haar zoveelste minnaar aan een hartaanval gestorven, maar ze heeft geen tijd gehad om zich van het stoffelijk overschot te ontdoen. Daarom heeft ze hem aangekleed en op een stoel in de slaapkamer gezet, met de Reader's Digest op schoot. Als de kinderen de dode ontdekken, moet ze zich in allerlei bochten wringen om zich hieruit te redden.

In Scheurtjes in het rubber beseft Denise dat haar huwelijk voorbij is, als haar man haar probeert te nemen met schoongeraspte en in de magnetron opgewarmde wortel. Ze probeert verder te gaan met haar nieuwe leven, 'maar het leek wel alsof de kleine dingen van alledag samenspanden om haar juist achteruit te laten glijden'. George Lewis worstelt in Dode mannen hoeven niet veilig te vrijen met het script van een film over twee homofiele undercover drugsagenten, als zijn vrouw besluit vreemd te gaan. George probeert wraak te nemen door zijn scenario op haar uit te proberen. Dat mislukt natuurlijk.

Dobyns mag zijn personages graag ontregelen met rampspoed van grote dan wel enorme omvang en schrijft dat ook heel mooi op. Een van zijn slachtoffers verzucht op zeker moment: 'Zo lastig, de wereld. Hij blijft nooit waar hij is achtergelaten.' Het betekent ongeveer hetzelfde als Mart Smeets drie weken lang horen jeremiëren: 'de Tour stopt voor niemand', maar het klinkt duizend maal mooier. Naakt eten is leedvermaak van hoog niveau: een troostrijke bundel voor de lezer die verlichting zoekt van zijn eigen loodzware sores.

Stephen Dobyns - Naakt eten. Vertaling: Lilian Schreuder. Uitgeverij Anthos, 287 pag.

Alan M. Dershowitz - De duivel van de advocaat (1996)


O.J.'s advocaat bakt er niks van



(Door Peter Kuijt)

Als je rijk én schuldig bent, moet je die vent nemen, wordt gezegd over de Amerikaanse topadvocaat Alan M. Dershowitz. En inderdaad, Dershowitz heeft in de loop der jaren tal van prominenten verdedigd die last hadden van hun kerfstok. Met wisselend succes overigens. Zo kon Dershowitz niet voorkomen dat bokser Mike 'Het Beest' Tyson wegens het verkrachten van een 18-jarig schoonheidskoninginnetje enkele jaren moest opknappen. Daar staat weer tegenover dat Dershowitz deel uitmaakte van het juridische 'Dreamteam' van de voormalige footballheld en filmster O.J. Simpson, van wie niet bewezen werd geacht dat hij een dubbele moord op zijn geweten heeft.

Dershowitz beproeft nu ook zijn geluk in het populaire genre van de rechtbankthriller. De duivel van de advocaat heet zijn recent verschenen boek (niet te verwarren met Advocaat van de duivel van - ook - advocaat John Grisham), waarin Dershowitz het dicht bij huis houdt: zijn held, topadvocaat Abe Ringel, neemt de verdediging op zich van Joe Campbell, een succesvolle, door talloze vrouwen aanbeden Newyorkse basketbalspeler, die ervan wordt verdacht een jonge vrouw te hebben verkracht.

Al in het eerste hoofdstuk krijgen we door dat achter die charmante persoonlijkheid die Campbell voorwendt te zijn inderdaad een smerig beest à la Tyson schuilt. Maar Ringel wil nog van niks weten: hij is veel te blij dat hij na een reeks van verliezen in de rechtszaal weer een geruchtmakende zaak in handen heeft. Ook als medewerkers van Ringel ervan overtuigd raken dat 't met Campbell niet pluis is, weet de advocaat van geen wijken. Het enige wat de verdediger doet als hij even het juridische spoor bijster is, is het bezoeken van zijn reutelende mentor, die, oud en der dagen zat, 'm slechts opzadelt met raadsels uit de talmoed.

Het zal voor de lezer geen verrassing zijn dat Ringel zijn basketballer op zeker moment weet vrij te pleiten. Om zijn boek nog enigszins onder spanning te houden, laat Dershowitz de sportman verder 'rommelen'. Maar de finale, waarin nog een krachtdadige rol is weggelegd voor Ringels opstandige dochter, kan geen enkel moment boeien.

Dershowitz heeft met De duivel van de advocaat er niks van gebakken. Hij is een armzalig schrijver - het vernieuwde Groene Boekje leest bij wijze van spreken nog lekkerder weg -, verwijst naar tal van Amerikaanse juridische kwesties waarvan zelfs de meest verstokte Nederlandse thrillerliefhebber nog nooit heeft gehoord en vergast ons op een plot van niks. Zijn grootste fout is echter dat hij ons een held voorschotelt - een slapjanus die tot in het oneindige vasthoudt aan de stelling 'Beter tien schuldigen vrij, dan één onschuldige in de cel' - voor wie de lezer 292 pagina's lang geen greintje sympathie kan opbrengen.

Dershowitz kan beter zijn toga aanhouden...

Alan M. Dershowitz - De duivel van de advocaat, uitgeverij Spectrum

Ed Dee - Blauw tuig (1996)

De duiventil valt van het dak




(Door Peter Kuijt)

Het antwoord op de vraag 'wat te doen na mijn pensionering?', hoefde Ed Dee niet lang schuldig te blijven. Dee had er twintig jaar op zitten als inspecteur bij de afdeling georganiseerde misdaad van politie in New York, daar kon hij wel een boek over schrijven. En dat deed hij dan ook. Maar niet voordat hij een cursus creatief schrijven had gevolgd aan de Arizona State University. Zijn boek, 14 Peck Slip, kreeg in de Nederlandse vertaling de titel Blauw tuig mee.

Blauw tuig speelt inderdaad de hoofdrol in Dee's thrillerdebuut, alhoewel de twee tegen hun pensioen aan schurkende Newyorkse rechercheurs in kwestie, Joe Gregory en Anthony Ryan, meestentijds hun burgerkloffie aan hebben. De twee zien 's nachts in Manhattan dat een met cement verzwaard vat in de East River wordt gedumpt. Beiden zijn ervan overtuigd dat ze getuige zijn geweest van een maffiabegrafenis en ruiken promotie - nooit weg, zo vlak voor de eindstreep.

De inderhaast opgeroepen duikers halen echter het verkeerde vat uit het water, met daarin het zo goed als vergane lijk van een collega-politieman. De stoffelijke resten worden geïdentificeerd als zijnde van ene Jinx Mulgrew, die tien jaar eerder verdween, vlak voordat hij zou getuigen in een grote corruptiezaak.

Gregory en Ryan krijgen de opdracht deze oude moordzaak te heropenen. Uiteraard gaat dat niet zonder de nodige problemen: er wordt met enige regelmaat gevochten, geschoten en er valt - niet geheel toevallig - een duiventil van een Newyorks dak.

Het lijkt snel, smakelijk en spannend leesvoer voor de echte thrillerfan, ware het niet dat Dee een en ander beschrijft met het tempo en het vele papierwerk waarmee in ons land uw aangifte van een gestolen fiets wordt behandeld. En in zulk zwemmerseczeem veroorzakend proza! Wat bijvoorbeeld te denken van een zin als 'hij slaagde erin onder het eten zijn bord leeg te eten'. De lezer die zich desondanks door de bladzijden worstelt om te weten te komen, wat er in het eerste door Ryan en Gregory gesignaleerde vat zit, verdient een Olympische plak.

Ed Dee - Blauw tuig, Centerboek, 239 pag.

Jeffery Deaver - Monddood (1996)

'Monddood' slaat dood




(Door Peter Kuijt)

Uitgeverij Van Holkema & Warendorf brengt sinds enige tijd een serie boeken op de markt, waarop ze het etiketje 'perfecte thriller' plakt. Het hanteren van zo'n arrogant aandoend bijvoeglijk naamwoord brengt natuurlijk enige risico met zich mee: je laat één rotte appel in de stapel zitten en vergelijkingen met de nationale sportzender Sport7 die zijn pretenties niet kan waarmaken, dringen zich meteen op.

Monddood van Jeffery Deaver is zo'n overrijpe vrucht. De Amerikaanse auteur weet ruim 340 pagina's vol te schrijven over een twaalf uur durende gijzeling van acht doofstomme meisjes en dat is minstens de helft te veel.

Het begin is weliswaar veelbelovend: drie ontsnapte gevangenen overmeesteren met een flinke dosis geweld een schoolbus met de dove meisjes en hun leraressen op een snelweg op het platteland van Kansas. De drie verschansen zich vervolgens met hun gijzelaars in een verlaten slachthuis.

Dan beginnen de urenlange onderhandelingen tussen de gijzelnemers en FBI-agent Arthur Potter over een vrijgeleide voor de misdadigers. Dan ook al begint de aandacht van de lezer te verzwakken. Deaver probeert nog de spanning er in te houden door deadlines te laten verstrijken, diverse betrokkenen te laten sneuvelen en een arrestatieteam te formeren die - buiten medeweten van Potter - het slachthuis moet bestormen.

Maar het is vergeefse moeite: zelfs de onverwachte wending aan het slot die voor enige opwinding zou moeten zorgen, verschaft de lezer geen adrenalinestoot. Conclusie: Monddood drinkt als een glas verschaald bier.

Jeffery Deaver - Monddood, Uitgeverij Van Holkema & Warendorf, 344 pag.

Lionel Davidson - Expeditie Kolimsky (1995)

Talenknobbel in Siberië




(Door Peter Kuijt)

Een waterig zonnetje hangt boven een oneindig lijkende ijsvlakte, op de voorgrond staart in een bont verpakte man - type eskimo - met bloeddoorlopen ogen de lezer aan. Ziedaar de cover van Expeditie Kolimsky, een nieuwe thriller van Lionel Davidson, de Britse auteur die in de jaren 60 en 70 behoorlijke verkoopcijfers haalde en en passant ook nog driemaal de Golden Dagger Award in de wacht sleepte. Na jaren van stilzwijgen laat de schrijver opnieuw van zich spreken/lezen.

De omslag had niet treffender kunnen worden gekozen: Expeditie Kolimsky speelt zich voor het grootste gedeelte af in het verre van behaaglijke Siberië. Het verhaal begint echter in Oxford, waar een professor geheimzinnige, gecodeerde brieven ontvangt. Gecombineerd met signalen die spionage-satellieten opvangen, doet bij westerse inlichtingendiensten het vermoeden rijzen dat de Russen op de arctische vlakten van Siberië werken aan de ontwikkeling van een chemisch wapen.

De CIA stuurt de aanvankelijk onwillige Johnny Porter op onderzoek uit. Porter is een Canadese indiaan en kan met een beetje fantasie en een kaalgeschoren hoofd ook doorgaan voor een Tsjoektsjen of een Evenk (Siberische autochtonen). Omdat hij ook nog gezegend is met een buitenmodel talenknobbel, lijkt Porter de juiste persoon om Expeditie Kolimsky met succes te volbrengen.

Na een moeizame tocht over zee en land, waarbij Porter tussen alle bedrijven door het hart van een medisch hoofdambtenaar weet te veroveren, ziet de agent kans in het geheime lab door te dringen. Hij ontmoet daar niet alleen een sprekende aap, maar ook een rechtschapen wetenschapper die een methode heeft ontdekt dat blindheid kan genezen, maar tegelijkertijd de Russische defensie 'munitie' in handen geeft voor de productie van een geavanceerd wapen.

Nadat Porter achter deze waarheid is gekomen, ziet hij zich gedwongen te vluchten. Een gigantische politiemacht zit de indiaan op de hielen en een rondje Siberië volgt. Maar dankzij zijn eigen inventiviteit en de logge bureaucratie die de Russen parten speelt, weet Porter zijn achtervolgers telkens een stapje voor te blijven. Totdat op de dichtgevroren Beringstraat een 'verfrissende' confrontatie plaatsvindt...

Davidson weet met snelheid een spannend verhaal te vertellen, hoewel het langdradige gedeelte waarin de Russische professor zijn ontdekking uit de doeken doet, de vaart er even uit haalt. De prachtige beschrijvingen van het Siberische landschap vergoeden echter veel. Een aanrader voor flink wat uren ijselijk leesplezier.

Lionel Davidson - Expeditie Kolimsky, uitgever A.W. Bruna, 304 pag.

John Darnton - Neanderthaler (1996)

Neanderthalertje kijken in Tadzjikistan




(Door Peter Kuijt)

De film zal ongetwijfeld een kassucces worden, want regisseur Steven Spielberg heeft er immers zijn naam aan verbonden. Geheid ook dat de speelgoedwinkels te zijner tijd overspoeld worden met kleine replica's van de Neanderthaler, als Spielbergs regieproduct over deze prehistorische mens de bioscoop bereikt. En we voorspellen bij deze al dat de Neanderthaler-baseballcaps (van bijzondere afmetingen, dat wel), -bodystockings, -sleutelhangers en -knotsen annex mattenkloppers als warme broodjes over de toonbank zullen vliegen.

En dat hebben we allemaal te danken aan de Amerikaanse journalist John Darnton, die in navolging van Michael Crichton (Jurassic Park) met zijn thriller Neanderthaler een uitgestorven ras tot leven wekt. Ging het bij Crichton om dino's en andere beesten van formaat, Darnton wil ons doen geloven dat op een onherbergzaam plekje in Azië afstammelingen van de volgens de encyclopedieën 40.000 jaar geleden uitgestorven Homo Neanderthalensis nog heerlijk bessen zitten te eten en het wiel nog moeten uitvinden. En dat van een journalist, die in 1982 nog de Pulitzer Prize won voor zijn verhalen over de Poolse vakbond Solidariteit!

Hoe (on)waar het ook zij, Darnton heeft met Neanderthaler een alleszins smakelijke avonturenthriller afgeleverd van het soort waar we op een regenachtige zondagmiddag geen genoeg van kunnen krijgen. Het is het verhaal van de twee paleontologen (en ex-geliefden en nu academische rivalen) Matt Mattison en Susan Arnot, die elk een verschillende theorie aanhangen over het uitsterven van de Neanderthaler. De twee worden door een schimmig Amerikaans instituut op weg gestuurd naar Tadzjikistan om er hun vermiste vroegere mentor, dr. Kellicut, op te sporen. De professor zag voor zijn verdwijning nog wel even kans om een slechts 40 jaar oude schedel van een Neanderthaler op de post te doen.

De tocht naar het Pamir-gebergte in Tadzjikistan is al een belevenis op zich, maar eenmaal daar aangekomen moeten Mattison en Arnot hun theorieën duchtig herzien en vallen ze van de ene verbazing in de andere: in een vallei treffen ze niet alleen een knettergekke Kellicut aan, maar ook ruig behaarde wezens met wijkende voorhoofden en een behoorlijk uitstekende botrichel boven de wenkbrauwen, luisterend naar de soortnaam Neanderthaler.

Denkend aan het thrillerelement heeft Darnton de Neanderthaler met een buitenzintuiglijke gave bedacht: ze kunnen 'zien' door de ogen van anderen. Militair gesproken natuurlijk machtig interessant, vandaar dat dat eerder genoemde schimmige instituut maar ook de Russen zich er flink tegenaan bemoeien. Arnot en Mattison beleven bijgevolg fantastische avonturen te midden van vredelievende dan wel knotsenzwaaiende Neanderthalers, waarbij Darnton de spanning bij tijd en wijle geweldig opvoert. Jammer dat de schrijver op veel plaatsen uitbundig citeert uit het werk van Darwin en andere genieën. Dat haalt niet alleen de vaart eruit, je gaat je in deze plagiaatvolle tijden ook afvragen of hij de rest wel zelf heeft geschreven...

John Darnton - Neanderthaler, uitgeverij A.W. Bruna B.V., 336 pag.

29 april 2007

Gerhard Hormann (interview, 2004)


Misdaadauteur op reli-toer




(Door Peter Kuijt)

DEN HAAG - Misdaadauteur Gerhard Hormann (1961) heeft het licht gezien. Na vier romans met enkele Stephen King-achtige trekjes heeft de schrijver nu een reli-thriller geschreven. Het boek heet De Duistering en gaat over de apocalyps. In tegenstelling tot zijn voorgaande thrillers verschijnt dit boek bij de in christelijke literatuur gespecialiseerde uitgeverij Jongbloed in Heerenveen.

Twee jaar geleden kwam de afgestudeerde planoloog en politicoloog in het nieuws doordat hij DNA-materiaal moest afstaan aan de Utrechtse recherche. Op grond van zijn derde thriller, Dubbel Bedrog, was de verdenking gerezen dat hij mogelijk zelf de veelgezochte Utrechtse serieverkrachter was.

Dat kon volgens Hormann ('Ik ben veel langer en had in 1995 lang, donker krullend haar') niet de enige reden zijn. Hij denkt dat hij 'per ongeluk daderinformatie' in zijn boek heeft gestopt. Hormann: 'Mede door die gebeurtenis had ik even helemaal geen zin meer in true crime. Dit nieuwe boek staat heel ver van de dagelijkse werkelijkheid af en is tegelijk een stuk spiritueler en hoopgevender dan mijn eerdere werk.'

De Duistering gaat over een speciale vlucht vanaf Schiphol om van dichtbij een maansverduistering mee te maken. Zes maanden na dato zijn bijna alle vijftig passagiers onder verdachte omstandigheden om het leven gekomen. Het handjevol overlevenden gaat niet alleen op zoek naar een verklaring, maar moet het ook opnemen tegen een eeuwenoud kwaad. De talloze natuurrampen die de laatste jaren overal plaatsvinden zijn volgens dit boek niet te wijten aan het broeikaseffect, maar duiden op het dreigende einde der tijden.

Hormann: 'Ik ben niet opeens bekeerd tot een of ander geloof, maar wilde gewoon heel graag iets met die thematiek doen.' Het boek komt uit op het moment dat er een reli-hype is ontstaan in het kielzog van Mel Gibsons film The Passion Of The Christ en Dan Browns thriller De Da Vinci Code. 'Maar dat kon ik absoluut niet vermoeden toen ik aan het boek begon.'

Hormann heeft zijn boek niet ingezonden voor de Gouden Strop, de prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek, waarvan de shortlist spoedig wordt bekendgemaakt. Hormann gaat ervan uit dat het boek door zijn signatuur bij voorbaat kansloos is. 'Mensen reageren heel raar als je ineens een boek publiceert bij een christelijke uitgeverij. Iedereen heeft dan zijn oordeel meteen al klaar. Maar dat had ik al eerder gemerkt. Wij hebben een vakantiehuis in Staphorst. Als je vertelt dat je een tweede huis hebt, zijn mensen heel belangstellend. Maar als je vervolgens vertelt waar het zich bevindt, kijken ze alleen maar heel bedenkelijk.'

Charles den Tex - Claim (1996)

Den Tex poetst te weinig




(Door Peter Kuijt)

Dump, het thrillerdebuut van zakenman Charles den Tex, werd vorig jaar - door de bank genomen - behoorlijk positief ontvangen. 'Mag er zijn', was de mening van de meeste critici. En van de jury van de Gouden Strop ontving Den Tex van de weeromstuit een nominatie. Geen slecht begin, al met al.

Sinds kort ligt Den Tex' tweede thriller in de winkel: Claim. Het boek telt een paar bladzijden minder dan Dump, maar is wel meteen een tientje duurder. Goede kritieken kosten de lezer kennelijk geld.

Sleepte Dump de smerige dampen met zich mee van de internationale handel in chemisch afval, in Claim neemt Den Tex een duik in de verzekeringswereld. Zijn heldin is Ellen Brachman, een rasechte Rotterdamse: geen woorden, maar daden, niet lullen, maar poetsen en garen van de klos, u kent dat wel (of niet).

Brachman is schadebehandelaar bij het verzekeringsconcern European Hayward. Vanwege haar goed geproportioneerde lichaam, wordt ze door het gros van haar mannelijke collega's Het Casco genoemd, op wie ze met liefde 'een volledige dekking' zouden willen toepassen.

Brachman worstelt met een claim van 56 miljoen gulden nadat het containerschip All Virtue enkele honderden kilometers voor de kust van Argentinië met man en spreekwoordelijke muis is vergaan. Het hangt van Brachmans oordeel af of er wordt uitbetaald of niet. Al na lezing van de eerste rapporten van de schade-expert begint Brachman te vermoeden dat er fraude in het spel is. Haar vermoeden schuift op in de richting van zekerheid als documenten verdwijnen, een sleutelfiguur zelfmoord pleegt en er op Brachman zelf een aanslag wordt gepleegd. De struise Rotterdamse vindt het dan tijd geworden zelf naar Argentinië af te zakken en ter plaatse een onderzoek in te stellen.

Op zich een aardig gegeven voor een spannend verhaal. Maar helaas, Den Tex verknoeit vele van de toch al prijzige pagina's met uitvoerige uitlegpassages over 'leading underwriters' en andere aspecten van zeeverzekeringen, een discussie over de vraag of God de gedachte is van een laffe geest en statements als 'een lange vliegreis is een pauze in het leven'. En passant ziet de auteur ook nog kans een onbegrijpelijk nieuw woord te introduceren: zeuteren (als in: 'De dag zeuterde naar zijn eind'). Kortom, er is maar één conclusie mogelijk: Den Tex zou een voorbeeld moeten nemen aan Ellen Brachman. Vooralsnog lult hij te veel en poetst hij te weinig.

Charles den Tex - Claim, uitgeverij Bert Bakker, 282 pag.

David Guterson - Ceders in de sneeuw (1996)

Eeuwig zingen de besneeuwde cederbossen




(Door Peter Kuijt)

Voor de Amerikaanse noordwestkust, niet ver van Seattle, ligt het eilandje San Piedro. Althans, in de verbeeldingswereld van de Amerikaanse schrijver David Guterson, die er zijn debuut Ceders in de sneeuw situeert. Gutersons eilandje is bedekt met hellingen vol cederbossen en wordt bewoond door vissers én Japanse dagloners die een karig loon bijeen plukken op de aardbeienvelden, eigendom van Amerikanen van Duitse of Scandinavische afkomst.

Het verhaal begint in de winter van 1954, als meedogenloze sneeuwstormen het eilandje teisteren en de Japanse visser Kabuo Miyamoto in het van alle ongemakken voorziene rechtszaaltje van San Piedro terechtstaat voor de moord op zijn collega Carl Heine. Het slachtoffer werd - compleet met hoofdwond - verdronken in zijn eigen visnet aangetroffen.

Miyamoto werkt niet echt mee: de verdachte zwijgt koppig, terwijl de bewijzen zich al snel tegen hem opstapelen en de getuigen het - het is nog maar zo kort na de oorlog - ook niet allemaal goed met de Japanse verdachte menen. Wat heet: sommigen zijn ronduit racistisch. Bovendien is er het motief: Miyamoto's vader is ooit door Ma Heine - de moeder van het slachtoffer, dus - op een onbeschofte wijze belazerd, toen hij van de Heines een stuk land wilde kopen ten behoeve van de aardbeienteelt.

De liefhebbers van rechtbankthrillers gaan er eens goed voor zitten. Lekker gemaakt door de vreugdekreet 'Een glorieuze whodunnit' op de kaft van het boek, verwachten ze een spannende 'legal thriller' waarin de ene juridische verrassing de andere opvolgt. Het thrillerelement is echter bijzaak: al ver voor de laatste bladzijde geeft Guterson de ontknoping weg als Ishmael Chambers, de in de oorlog invalide geraakte verslaggever van de plaatselijke krant, de ware toedracht achter de dood van Carl Heine weet te achterhalen.

De rechtszaak is de strik die heel andere onderwerpen in Ceders in de sneeuw bij elkaar dient te houden. Wat vooral speelt is de moeizame relatie tussen Japanners en Amerikanen in een dorpsgemeenschap zo vlak na de Tweede Wereldoorlog. Nadrukkelijk komt die aan de orde als Guterson trefzeker de confrontatie beschrijft tussen Chambers en zijn jeugdliefde Hatsue Imada, thans de vrouw van de arme beklaagde. Maar de huiveringwekkende herinneringen van Chambers aan de oorlog laat ook geen lezer onberoerd. Als de auteur dit alles ook nog inbedt in adembenemende sfeertekeningen van het landschap en zodoende een heerlijke roman aflevert, wat maakt die leugenachtige aanduiding op de kaft dan nog uit?

David Guterson - Ceders in de sneeuw, uitgeverij Prometheus, 400 pag.

Perri O'Shaughnessy - Vermoorde onschuld (1997)

Babbelen met Pamela en Mary




(Door Peter Kuijt)

Vraag: Wat krijg je als je Pamela en Mary kruist? Antwoord: Perri. Zo moet de gedachtegang bij de twee zussen Pamela en Mary O'Shaughnessy zich ongeveer hebben voltrokken, toen ze zochten naar een pseudoniem, dat ze aan hun thrillerdebuut Vermoorde onschuld konden verbinden. De achternaam hielden de in Noord-Californië wonende schrijfsters voor het gemak aan, wellicht om hun familie in eventuele roem te laten meedelen.

In Vermoorde onschuld verhalen Pamela en Mary over de wederwaardigheden van de jonge serveerster Misty Patterson. Wanneer zij midden in de nacht thuiskomt van haar werk in de niet meest frisse goktent, wordt zij voor de zoveelste keer in elkaar geramd door haar jaloerse wederhelft Anthony. Maar deze keer geeft ze een hengst terug met een ijsbeerbeeldje. Anthony wordt de volgende dag teruggevonden op de bodem van een meer. In morsdode toestand.

Als hoofdverdachte in de moordzaak wordt Misty terzijde gestaan door de in strafzaken nog groene advocate Nina Reilly. De juriste is kort daarvoor weggesaneerd door haar advocatenkantoor en verlaten door haar echtgenoot, nadat hij zijn wederhelft had aangetroffen in een ongemakkelijke houding met de loodgieter - en dan nog niet eens in de nabijheid van het gootsteenkastje.

Na de introductie van de belangrijkste personages verliezen de zusjes O'Shaughnessy zich in eindeloos, belabberd opgeschreven gebabbel. Het onderzoek van Nina naar de ware schuldige in deze moordzaak sleept zich eindeloos voort, de behandeling in de rechtszaal kent een lengte, waarbij het proces tegen O.J. Simpson nog een vluggertje lijkt. Van de ontknoping voor het hekje van rechter Milne raken we evenmin opgewonden.

Vermoorde onschuld'heeft 'de vaart van John Grisham en de plot van Patricia Cornwell', brult de achterflap. Dieper kun je de aartsvader van de legal thriller en de geestelijk moeder van de speurende patholoog-anatoom Kay Scarpetta niet beledigen!

Perri O'Shaughnessy - Vermoorde onschuld, uitgeverij BZZTôH, 350 pag.

Thomas Harris - Hannibal (1999)

Gebruinde hersenplakjes op platte croutons




(Door Peter Kuijt)

Elf jaar na zijn bestseller The Silence of the Lambs leverde Thomas Harris dit voorjaar onverwacht het manuscript voor het vervolg in bij zijn Amerikaanse uitgever, die er prompt 1,3 miljoen gebonden exemplaren van liet drukken. De snelle publicatie van Hannibal in juni leidde bij de uitgever van Patricia Cornwells thrillers tot een vertraagde verschijning van haar jongste titel Black Notice, bang als hij was dat zijn sterschrijfster voorlopig niet bovenaan de bestsellerlijst zou staan. 

Black Notice ligt sinds begin augustus in de Amerikaanse boekwinkels en heeft nu pas Hannibal van de eerste plaats gestoten. Hoe de race tussen Harris en Cornwell in ons land zal uitpakken, is nauwelijks te voorspellen - voorlopig is het nog Grisham wat de klok slaat - maar feit is wel dat Zwarte Hoek, zoals Black Notice hier gaat heten, ook later uitkomt en wel in oktober.

In Hannibal komen seriemoordenaar dr. Hannibal Lecter en de onverschrokken FBI-agente Clarice Starling weer samen en dat moet de smachtende fans van de twee goed doen. In The Silence of the Lambs raadpleegde Starling de toen gevangen zittende briljante psychiater hoe ze een andere seriemoordenaar, Jame Gumb, bijgenaamd Buffalo Bill, kon pakken. Lecter wist uiteindelijk te ontsnappen, een spoor van gruwelijk verminkte slachtoffers achterlatend.

Zeven jaar na zijn uitbraak waart dr. Lecter nog steeds rond. Een lokale politieman ontdekt dat Lecter zich voordoet als de nieuwe curator, dr. Fell, van de Capponi-bibliotheek in Florence. De oude curator is op onverklaarbare wijze van de aardbodem verdwenen. Fell geniet zichtbaar van de smaken en geuren van een weinig behoedzame wereld en verder van alle geneugten die hem worden verstrekt door de delicatessenwinkel Vera dal 1926, waarvan de kazen en truffels schijnen te ruiken als de voeten van God. Thuis verliest hij zich in het spelen van Bachs Goldberg-variaties op zijn klavecimbel.

Aan zijn leven als God op de Ponte Vecchio komt een einde als de politieman in ruil voor een fiks bedrag Lecters verblijfplaats verraadt aan Mason Verger, een eerder slachtoffer van de psychiater. Verger, de schatrijke eigenaar van een Amerikaans varkensslachtimperium, werd door toedoen van Lecter vreselijk toegetakeld. Honden vraten zijn neus, lippen en gelaatsvet weg. Verger ligt aan beademingsapparatuur en zijn enige lol is uit te kijken naar het moment dat Lecter wordt opgevreten door speciaal getrainde zwijnen. De magnaat heeft gezelschap van een murene, een roofachtige paling die continu achtjes draait in zijn aquarium en zijn gespierde zus Margot die twee walnoten tegelijk in haar vuist kan kraken.

Lecter ziet zich genoodzaakt weer terug te komen naar de VS, waar de carrière van Starling na een mislukte confrontatie met de bende van een seropositieve drugsbazin in een neerwaartse spiraal is geraakt. Daar brengt het lot en Vergers wraak hen samen. Hier zal niet worden verklapt hoe die hereniging verloopt. Ook wordt niet gemeld wie er uiteindelijk aanzit aan de dis van de psychiater, waaraan geen mededogen wordt geduld. Als we maar weten dat Hannibal een zo op het oog smakelijk gerecht van gebruinde hersenplakken op platte croutons weet te serveren, gegarneerd met heel gelaten kappertjes en peterselie.

Hannibal is een heel lange, enge rit door het spookhuis van de psychiatrische afwijkingen, juichte schrijver Stephen King onlangs, die als het om horror gaat ook van wanten weet. Lang en eng is Hannibal zeker en door de bank genomen verwoord in fantastisch proza, als we de irritante passages waar Harris de lezer rechtstreeks toespreekt, buiten beschouwing laten.

Voor geletterde fijnproevers valt er ook veel te genieten. Zo staat er - ogenschijnlijk plompverloren - dat dr. Lecter de catalogi van enkele exposities in New York verzond naar zijn neef, de Franse schilder Balthus. Je moet maar weten dat Balthus het synoniem is van de in 1908 geboren aristocraat Balthasar Klossovski graaf de Rola, bekend van zijn schilderijen van jonge meisjes die het ontluikende leven symboliseren, maar vaak als slachtoffer worden afgebeeld.

Bijna twintig miljoen gulden heeft Thomas Harris al getoucheerd voor de filmrechten van Hannibal. Hoeveel miljoenen Jodie Foster en Anthony Hopkins, die in de succesvolle filmversie van The Silence of the Lambs de rollen van Starling en Lecter vertolkten, zullen ontvangen voor deze film, blijft nog even een bron van speculatie voor de media. Een raadsel blijft ook vooralsnog hoe de regisseur de finale zal verfilmen, in de roman is het einde te bizar voor woorden. Wellicht wordt de film op dit punt beter dan het boek.

NB: Na het verschijnen van deze recensie werd bekend dat Julianne Moore de rol van Starling speelt in Hannibal.

Thomas Harris - Hannibal. Uitgeverij Luitingh-Sijthoff, 381 pag.

David Ignatius - De journalist (1997)

Een aardige blik in de journalistieke keuken




(Door Peter Kuijt)

Een niet onbeduidend aantal thrillerauteurs laat graag journalisten heldenrollen vervullen in hun spannende romans. Ina Bouman brengt bijvoorbeeld steevast verslaggeefster Jos Welling in stelling als speurneus, de veelgeprezen Michael Connelly presenteert in De dichter misdaadjournalist Jack McEvoy die het vuile werk opknapt en Andrew Klavan scoorde een bestseller met True Crime, waarin een journalist het verhaal van zijn leven schrijft als hij een ter dood veroordeelde interviewt.

Ook de Amerikaanse auteur David Ignatius heeft de reporter als heroïsche bestrijder van Het Kwaad ontdekt. In A Firing Offence - in het Nederlands simpelweg vertaald als De journalist - laat de schrijver ons uitgebreid kennismaken met de redactie van The New York Mirror, waarvan correspondent Eric Truell uiteindelijk zal uitgroeien tot een - omstreden - hoofdpersoon.

Vooralsnog zijn in het eerste hoofdstuk alle ogen gericht op de kist van Arthur Bowman, een oude en gerespecteerde, maar nu vooral dode rot in het krantenvak. Op reportage voor de Mirror kwam Bowman in China op verpletterende wijze om het leven: een vrachtwagen reed over hem heen.

Dan flashbackt Ignatius ons twee jaar terug, als Truell van een gefrustreerde CIA-agent die graag journalist wil worden, belastende informatie krijgt over Bowman. De sterverslaggever zou als loopjongen van de Franse geheime dienst zijn kennis en vaardigheden aanwenden om een miljardendeal met China op het gebied van telecommunicatie in de wacht te slepen. Truell gaat op onderzoek uit, z'n speurdersneus ruikt een gigantische primeur. En daarbij houdt hij zelf trouwens ook zijn handen niet schoon: de CIA maakt met plezier gebruik van Truells diensten. Zijn zoektocht voert hem naar China waar dan de al bekende finale zich afspeelt: Bowman vindt de dood.

Ignatius biedt in De journalist een aardige blik in de keuken van de Amerikaanse journalistiek: een wereld waarin het woord gewetensbezwaren kennelijk niet bestaat. Zo schroomt Truell niet een presidentskandidaat te confronteren met zijn verleden als psychiatrisch patiënt, waarop de kandidaat het plots voor gezien houdt.

Qua actie is de thriller echter minder onderhoudend. Truell slaat zonder al te veel moeite de problemen van zich af: hij loopt nergens echt gevaar. Je vraagt je af waarom de auteur een miljoen dollar aan filmrechten heeft ontvangen. Ignatius had, voor hij zich aan het schrijven van De journalist zette, beter eerst kennis kunnen nemen van het onderzoek dat het eerbiedwaardige Nederlandse Genootschap van Hoofdredacteuren enige jaren geleden liet verrichten naar de meningen van journalisten. Belangrijkste conclusie: de pers beschouwt in meerderheid de journalistiek als een doodgewoon vak, niks minder en vooral niks meer.

David Ignatius - De journalist, uitgeverij Van Holkema & Warendorf, 302 pag.

Tom Clancy en Steve Pieczenik - Tom Clancy's Op-Center (1995)

Een aframmeling voor Pyongyang




(Door Peter Kuijt)

Zo'n 23 bij 15,5 en 5 centimeter dik meten de twee voorlaatste boeken van Tom Clancy, De Meedogenlozen en Ereschuld. Dikke pillen waarvoor je gerust een paar dagen én de telefoonstekker kan uittrekken. Clancy krijgt en neemt de gelegenheid zijn boeken zo dik te maken als hij wil: vol technische 'hot stuff', Amerikaans chauvinisme, gelardeerd met een vleugje romantiek.

De nieuwste van de Amerikaanse bestsellerauteur, Op-Center, is echter nog geen drie centimeter dik. De schrijver heeft zich dramatisch ingehouden. Wellicht heeft dit te maken met het feit dat Op-Center het eerste deel van een nieuwe reeks is (waarvan een tv-serie wordt gemaakt) en Clancy nog genoeg stof moest overhouden voor de volgende delen. Maar het kan ook zijn dat co-auteur Steve Pieczenik op gezette tijden de hohouwer heeft bediend en Clancy heeft afgeremd.

Hoe het ook zij, afgezien van de dikte is 'Op-Center' weer een op-en-top Clancy-boek. Ditmaal heet zijn held Paul Hood, directeur van het Op-Center, een met de modernste apparatuur volgestouwd computercentrum, dat militaire bliksemacties coördineert op plekken waar een wereldbrand dreigt te ontstaan.

Zo'n plek is het Koreaanse schiereiland, waar een bomaanslag het de Zuid-Koreaanse president letterlijk onmogelijk maakt een feestrede af te steken. Zijn Amerikaanse ambtgenoot is ervan overtuigd dat het communistische Noord-Korea achter de aanslag zit en wil Pyongyang een aframmeling verkopen. Hood en zijn mensen (op kantoor en in 't veld) vermoeden echter dat andere kwaaie pieren de bom hebben geplaatst en gaan op onderzoek uit.

Clancy voert de lezer mee van Washington D.C. naar Seoul, de gedemilitariseerde zone tussen de beide Korea's en weer terug. Dat gaat in zo'n bloedstollende vaart dat zich in de leunstoel terstond een jetlag aandient. Op-Center is evenals Clancy's vorige boeken behoorlijk 'techno': de liefhebbers kunnen zich weer te goed doen aan alle ins en outs van de 7,65 x 17-mm-Browning, de C141A, Nodong-raketten dan wel een Dassault Mirage 2000, om maar wat te noemen. Het spanningselement blijft helaas beperkt: wie de flaptekst nauwgezet leest, weet dat ook hier eind goed, al goed is.

Tom Clancy en Steve Pieczenik - Tom Clancy's Op-Center, uitgeverij A.W. Bruna, 288 pag.

Lorenzo Carcaterra - Hell's Kitchen (1996)

Wisselvallige verhalen uit een 'lommerd van loucheheid'




(Door Peter Kuijt)

'Wil je champagne, dan moet je naar Frankrijk. Wil je geld, zoek een jood. Maar wil je rotzooi, diep verborgen vuiligheid, een geheim dat niemand wil delen, als je dat wilt en je wilt het heel gauw, dan moet je in Hell's Kitchen wezen. Dit is een lommerd van loucheheid.' Commentaar rechtstreeks vanuit de onderbuik van snoepwinkelier Dikke Mancho op de wijk waarin hij woont en werkt, maar vooral veel eet en drinkt: Hell's Kitchen, een achterbuurt in New York.

De wijk, genoemd naar het eethuis van een zekere Duitser Heil, ligt aan de West Side van Manhattan en strekt zich uit van de straten die beginnen met West 35th tot West 56th, met de rivier de Hudson aan de ene kant en aan de andere het theaterdistrict van Broadway. Een schoonmaakoperatie van de Republikeinse bestuurders van New York heeft er de crackdealers en prostituees inmiddels weggejaagd en binnenkort moeten de seksshops en peepshows de deuren sluiten om plaats te maken voor een Madame Tussaud-museum, een hotel met duizend kamers en een musicaltheater van Disney.

Toen Dikke Mancho zijn ongezouten commentaar op de buurt gaf, werd Hell's Kitchen nog bevolkt door een gepeperde melange van Ierse, Italiaanse, Portoricaanse en Oost-Europese arbeiders. Huiselijk geweld was aan de orde van de dag in deze wijk waar ongeschreven wetten werden ondersteund door lichamelijke sancties. Ierse en Italiaanse 'gangs' maakten er de dienst uit, gevolgd door Portoricaanse lotenverkopers en woekeraars en georganiseerde straatbendetjes.

Toch was de wijk een van de veiligste buurten van New York, beweert schrijver Lorenzo Carcaterra, destijds toehoorder van Dikke Mancho, in zijn boek Hell's Kitchen. 'Het was een plek van onschuld, geregeerd door corruptie. Er was geen sprake van schietpartijen uit rijdende auto's of moord zonder motief. De mannen met revolvers in Hell's Kitchen waren zich maar al te bewust van hun macht.'

Carcaterra verhaalt in Hell's Kitchen van de - waargebeurde - belevenissen van hem en zijn drie vrienden, John, Tommy en Michael, in het begin van de jaren 60 in dit als bijna pittoresk gepresenteerde getto. Het zijn verhalen die soms boeien door prachtige sfeertekeningen en rauwe dialogen, soms zwaar tegenvallen, vooral wanneer Carcaterra zijn kameraden op truttige wijze presenteert als een clubje van rebellen, die weliswaar stripboeken en snoep jatten (bij Dikke Mancho) en een bibliothecaresse van haar trapje doen vallen en meer van dat soort ongein uithalen, maar toch het hart op de juiste plek hebben, ouwetjes helpen oversteken en des zondags assisteren bij het collecteren in de kerk. Het leven in Hell's Kitchen is dan in de ogen van Carcaterra zo gek nog niet.

Als een van hun streken jammerlijk mislukt - er valt een slachtoffer bij het stelen van een hotdog - wordt het echter ernstiger. Lorenzo en zijn maten worden veroordeeld tot een jaar opsluiting in het Wilkinson Home for Boys. Dat jaar zal hun leven voor altijd veranderen. Al vanaf de eerste dag in de jeugdgevangenis worden de vier vrienden door de cipiers getreiterd, mishandeld en op brute wijze verkracht. Het is dit gedeelte van het boek dat je naar de keel grijpt. De wijze waarop Carcaterra de vernederingen beschrijft die de jongens moeten ondergaan, zoals het van de vloer eten en de groepsverkrachting op de laatste dag van gevangenschap, doen de rillingen over je rug lopen.

Na hun detentie sluiten twee van de vier gezworen kameraden - John en Tommy - zich aan bij een bende en 'promoveren' geleidelijk aan tot professionele huurmoordenaars. Lorenzo probeert aan de bak te komen als journalist, terwijl Michael advocaat wordt. Als John en Tommy later worden beschuldigd van de moord op de meest kwaadaardige kwelgeest uit de Wilkinson-gevangenis, cipier Nokes, komen Michael en Lorenzo in actie om hun twee vrienden een jarenlange gevangenisstraf te besparen. Er worden bovendien meteen plannen gesmeed om de overige, weerzinwekkende bewakers uit Wilkinson te grazen te nemen. Medestanders uit Hell's Kitchen worden daarvoor ingeschakeld, zoals de van honkbal houdende kapelaan Bobby en gangsterbaas King Benny.

Op dat moment verliest het tot dan toe onderhoudende boek aan kracht: de lezer voelt op zijn klompen aan hoe het proces tegen John en Tommy zal verlopen, Carcaterra doet geen enkele poging om hier en daar een verrassende wending in het verhaal aan te brengen. Dan krijgt ook het sentimentele 'vrienden-voor-het-leven'-gekeuvel weer de overhand. Het is te hopen dat de film die van het boek wordt gemaakt - met Dustin Hoffman, Robert de Niro en Brad Pitt - niet zal lijden onder dezelfde wisselvallige kwaliteiten als het werk van Carcaterra.

Lorenzo Carcaterra - Hell's Kitchen, uitgeverij Luitingh-Sijthoff, 301 pag.

Aster Berkhof - Hoog spel (1997)

Opkomst en ondergang van een Brusselse moneymaker




(Door Peter Kuijt)

Een grootse aankondiging staat achterop Hoog spel, de jongste hardcover van 'Vlaanderens meest gelezen auteur': Aster Berkhof. De uitgever schotelt de lezer een fascinerende misdaadroman voor over de wereld van het grote geld, 'een spannend en hoogst leesbaar boek, volgens de succesformule waarvan Berkhof alleen het geheim kent'.

Zoals gewoonlijk ligt de waarheid achter dit soort reclameteksten in het midden: tussen ISBN en achterflap. De juichkreten zijn doorgaans zwaar overtrokken. Dat geldt ook voor Berkhof. Sterker nog, na lezing van diens thriller mag je hopen dat geen enkele andere auteur zijn succesformule zal overnemen.

Berkhof verhaalt in Hoog spel omstandig over de opkomst en uiteindelijke ondergang van de Brusselse financier Derek Hellman, een charismatische moneymaker, ster van zijn vroegere school, waar de winnersmentaliteit er door pater jezuïet De Roover bijkans werd ingeramd. Hellman weet in korte tijd via handige manipulaties een wereldconcern op te bouwen, compleet met eigen voetbalteam.

Na een tijdje komt Hellman in opspraak. Hij wordt ervan verdacht de erfenis van zijn oudtante Hortense Delannoy op onreglementaire wijze te hebben aangewend als startkapitaal. Zijn vriendin, journaliste Valentine Holm, die aanvankelijk in kinderlijke adoratie aan zijn voeten lag, begint nu ook haar twijfels te krijgen omtrent haar vrijer. Ze besluit zelf een onderzoek in te stellen. Apart van haar zagen vakbondsman Leonard Blockx en de gefrustreerde onderzoeksrechter Stanislas Dalle, elk om verschillende redenen, aan de poten van Hellmans troon.

Zo op het eerste gezicht lijkt dit een intrige waarmee een doorsnee thrillerauteur een aardige slag zou kunnen slaan. Maar niet Berkhof. Ruim 400 pagina's lang weet de auteur van 'bestsellers' als Donnadieu en Octopus Dei nimmer een extra hartenklop bij de lezer te bewerkstelligen. Zo zijn z'n uitstapjes naar exotische oorden als Zaïre en Tel Aviv voorbij eer je er erg in hebt.

Als dat alles zou zijn, kon je er nog vrede mee hebben. Het hele verhaal verdrinkt echter in een ondoorzichtige brij van mistige dialogen, nutteloze herhalingen en een 'overkill' aan nauwelijks tot de verbeelding sprekende karakters. Ook hoofdpersoon Valentine Holm brengt geen enkel warm gevoel teweeg. Ze komt over als een springerige tuthola, die maar niet kan beslissen wat ze moet doen: terug naar Derek of verder met Leonard, terug naar Leonard of verder met Derek. En zo gaat het maar door. Kortom, een geheide afrader.

Aster Berkhof - Hoog spel, uitgeverij Houtekiet, 419 pag.

28 april 2007

Martyn Bedford - Onvoltooid verleden tijd (1996)

Slecht rapport leidt tot beklemmend debuut




(Door Peter Kuijt)

'Hij is intelligent genoeg, maar hij kiest ervoor om niet zijn best te doen.' Deze bepaald niet vleiende kwalificatie herlas de Britse journalist Martyn Bedford toen hij enkele jaren geleden z'n schoolrapporten weer onder ogen kreeg. Toch mag hij de onderwijzer van destijds dankbaar zijn, want de kritische kanttekening bracht Bedford op een idee voor een bittere, psychologische thriller. Zijn debuut Onvoltooid verleden tijd werd in eerste instantie door twee uitgevers geretourneerd, maar een derde schoof Bedford na lezing terstond een voorschotbedrag van zo'n zes cijfers voor de komma toe.

Centrale figuur in Bedfords roman is Gregory Lynn: 35 jaar, werkeloos, wees, vrijgezel, enig kind sinds zijn viereneenhalfde en in het bezit van een bruin en een groen oog. Gebukt gaand onder een portie jeugdtrauma's verkiest Gregory het kluizenaarsbestaan. Hij gaat helemaal op in het tekenen van strips waarmee hij het leven het hoofd probeert te bieden. In die strips heeft hij de gebeurtenissen in de hand. Soms bepaalt hij de loop der dingen door ze te tekenen.

Nadat zijn moeder aan kanker is overleden, stuit Gregory bij het inventariseren van de inboedel in het ouderlijk huis op zijn schoolrapporten. Unaniem prijzen de onderwijzers Gregory het graf in. 'Hij zal zich meer moeten inspannen als hij de studie met succes wil afsluiten', zo schrijft de aardrijkskundelerares, die Gregory eerder betrapte terwijl hij zat te masturberen in de klas. 'Zijn houding baart me zorgen voor zijn toekomst', meldt de scheikundeleraar nadat de leerling hem heeft aangevallen over diens uitleg van de Wet van de constante verhoudingen.

Gregory concludeert dat zijn onderwijzers verantwoordelijk zijn voor zijn mislukte leven. Hij besluit wraak te nemen op de leerkrachten, teneinde zijn 'verleden tijd' te voltooien. Een voor een werkt hij ze af met steeds gewelddadiger methoden. De confrontatie met de laatste leerkracht, zijn scheikundeleraar, wordt een intrieste en schokkende finale.

Bedford heeft met Onvoltooid verleden tijd een beklemmend debuut afgeleverd. De auteur gooit op geraffineerde wijze terugblikken op Gregory's jeugd, droge definities, de 'incidenten' met zijn docenten en zijn woordentwisten met zijn niet-begrijpende raadsman in de mixer. De absurde logica van de psychopathische Gregory beschrijft hij met inktzwarte humor, die de lezer in een aangename verwarring achterlaat. De dialogen, hoewel niet als zodanig aangegeven (waarom zou je 't de lezer makkelijk maken?), zijn meesterlijk. De docent van de cursus creatief schrijven aan de universiteit van East Anglia kan trots zijn op leerling Bedford.

Martyn Bedford - Onvoltooid verleden tijd, uitgeverij Anthos, 241 pag.

Martyn Bedford - Het Houdini-meisje (1999)

Gegoochel in de Pijlsteeg




(Door Peter Kuijt)

Voor zijn debuutroman Onvoltooid verleden tijd kreeg de Britse journalist Martyn Bedford vier jaar geleden van zijn uitgever een voorschotbedrag - in Engelse ponden - van zes cijfers voor de komma toegeschoven. Het boek was er dan ook naar: een beklemmende, bittere, psychologische thriller over de werkloze kluizenaar Gregory Lynn, die zijn vroegere leerkrachten, die hij verantwoordelijk acht voor zijn mislukte leven, over de kling jaagt. Nu ligt Bedfords tweede roman in de winkel. Het Houdini-meisje is echter beduidend minder spectaculair dan zijn debuut.

Ook in deze roman staat opnieuw een zonderling centraal. Zonderling in die zin, dat de hoofdpersoon Fletcher Brandon, Red voor intimi, geen alledaags beroep uitoefent. Red is goochelaar. Een behoorlijk succesvolle illusionist, want zijn nummers 'Het Zigzagmeisje', 'De Levende Pop' en 'De Mandentruc', om er maar een paar te noemen, krijgen allerwegen de handen op elkaar.

Een goochelact met sigarettenas werkt als een regelrechte versiertruc. De Ierse Rosa Kelly trekt op de avond nadat hij dit nummertje in een café heeft opgevoerd, bij Red in. Ze wonen, drinken, roken en vrijen dat het een lieve lust is, totdat Rosa op een kwade dag een trein aan de verkeerde kant verlaat en pardoes door een andere wordt overreden. Is het zelfmoord, een tragisch ongeval of moord, Red kan er met zijn goochelstok niet bij.

Dan krijgt hij Rosa's handtas toegestuurd, waarin twee vliegtickets naar Amsterdam zitten en het paspoort van een onbekende vrouw. Red laat zijn trukendoos even voor wat-ie is en vliegt naar Nederland om meer te weten te komen over Rosa's verleden. Zijn speurtocht brengt hem in het hart van prostituerend Amsterdam, waar drugs en lichte zeden onlosmakelijk met elkaar verbonden blijken te zijn.

De goochelaar ontdekt na wat behoorlijk fysieke inspanningen dat een pand in de Pijlsteeg, vlak bij de Dam, een belangrijke rol heeft gespeeld in Rosa's turbulente leven. Het blijkt dat zij minstens even begaafd in de kunst van verleiding en misleiding is geweest als Red dat beroepshalve is.

Bedford heeft zich voor zijn tweede roman grondig voorbereid. Hij doorploegde niet alleen talrijke werken over de goochelkunst, maar verdiepte zich middels reisgidsen en het boekje Act Normal! 99 Tips for dealing with the Dutch in het fenomeen Amsterdam en zijn bewoners. Het leverde een kleurrijke en fraai vormgegeven schets van de hoofdstedelijke poel des verderfs op. Als spannende roman stelt het boek echter teleur. Bedford verklapt het trucje, de plot, al ver van tevoren. Het Houdini-meisje mist magie.

Martyn Bedford - Het Houdini-meisje, uitgeverij Anthos, 319 pag.

Linda Barnes - Kiekjes (1995)

Niet scherp genoeg




(Door Peter Kuijt)

Ze is het prototype van de nieuwe generatie vrouwelijke 'private eyes': Carlotta Carlyle, de heldin van de Amerikaanse schrijfster Linda Barnes. Ex-politieagente Carlyle beweegt zich doorgaans in de onderwereld van Boston en mocht het detectivewerk niet al te veel geld in het laatje brengen, dan verdient ze wat bij als parttime taxichauffeur. Een sociaal bewogen vrouw ook, die Carlotta: als ze niet met haar werk bezig is, maakt ze zich permanent zorgen om Paolina, een tienjarig Colombiaans/Portoricaans meisje, die ze haar 'little sister' noemt.

In Kiekjes, Carlyles derde in het Nederlands vertaalde avontuur, komt niet zozeer de onderwereld van Boston in beeld, maar het steriele interieur van een van de meest prestigieuze ziekenhuizen in die stad. Na eerst wat mysterieuze foto's in haar brievenbus te hebben gevonden, stelt Carlyle een diepgaand onderzoek in in het Jonas Hand/Helping Institute. Dit op verzoek van een treurende moeder, wier dochtertje op onverklaarbare wijze is overleden.

Het blijkt allemaal te maken te hebben met de illegale productie van en handel in nepmedicijnen, maar voordat Carlyle daar achter is gekomen, zijn we ruim 280 pagina's verder. Bladzijden die gevuld worden met bij tijd en wijle lezenswaardige ontmoetingen met al dan niet brandschone chirurgen, ziekenhuisapothekers, verpleegsters en wat dies meer zij. Ondertussen spelen de zorgen om Paolina haar weer parten en dient Carlyle ook nog de diefstal van haar vuilnisvaten op te lossen!

Barnes verliest zich te veel in het uitwerken van de diverse karakters - vooral die van haar heldin. Daardoor kabbelt het verhaal in een te traag tempo voort. Pas aan het eind druipt van de pagina's enige bloeddrukverhogende spanning en wint Kiekjes aan scherpte.

Linda Barnes - Kiekjes, uitgeverij Atlas, 288 pag.

David Baldacci - Onder druk (2000)

Ondermaatse prestatie




(Door Peter Kuijt)

Dezer dagen spoort de radio met enige regelmaat de luisteraar aan om de nieuwste thriller van David Baldacci te kopen. In reclamespotjes hoor je piepende banden en iemand die hard wegloopt. Maar zo spannend als de commercial het allemaal doet voorkomen, zo dodelijk saai is Onder Druk, de vijfde misdaadroman van de Amerikaanse oud-advocaat.

De schrijver beproeft ook nu weer zijn aloude, bij vorige boeken succesvol gebleken formule: rechtschapen burgers of zij die een misstap hebben begaan, maar het hart op de goede plaats hebben zitten, nemen het op tegen hogere, duistere machten. Het liefst zet hij ook nog een door het lot tot elkaar veroordeeld stel in, dat gaandeweg het avontuur hopeloos verliefd op elkaar wordt.

Baldacci heeft voor Onder Druk een hoop 'goeien' in de aanbieding. Allereerst zijn daar Danny Buchanan en Faith Lockhart, de meest invloedrijke lobbyisten in de politieke slangenkuil van Washington. Vroeger behartigde Buchanan de belangen van olietycoons, de wapenindustrie en sigarettenfabrikanten en verdiende daar een fortuin mee. Maar sinds hij op een exotische vakantie botste op de armoede van de Derde Wereld, trekt hij zich het lot van de verworpenen der aarde aan. Samen met Lockhart strijdt hij voor een ruimer budget voor ontwikkelingslanden. Een lobbyist die Het Licht ziet: hoe ongeloofwaardig ook, Baldacci heeft er geen moeite mee het op te schrijven.

Om zijn nobele doelen te verwezenlijken trekt Buchanan echter te veel registers open. Hij bedient zich van omkooppraktijken, waar CIA-directeur Robert Thornhill lucht van krijgt. Thornhill dwingt Buchanan om vertrouwelijke informatie over hooggeplaatste politici aan hem door te spelen. Lockhart, die vermoedt dat haar collega onder druk wordt gezet, wendt zich voor bijstand tot Brooke Reynolds, een gescheiden FBI-agente, maar getrouwd met haar badge en pistool. Tegen zijn wil wordt ook privédetective Lee Adams bij de allengs ingewikkelder wordende affaire betrokken.

Zoveel rechtschapenen tegen één kwade genius komt de leesbaarheid niet ten goede. Baldacci spendeert vele pagina's om de motieven van de verschillende hoofdrolspelers te duiden en uit te werken. Pas aan het eind komt er met de Chuck Norris-achtige finale eindelijk - en letterlijk - schot in de zaak. Maar voor het zover is, heeft de lezer al heel wat overbodige strapatsen van de personages en een af en toe te klef aangezette romantische uitspatting tot zich moeten nemen.

David Baldacci is onlangs door de Stichting CPNB benaderd om dit jaar het geschenkboekje voor de Maand van het Spannende Boek te schrijven. Een uitgelezen kans voor de auteur om zich te revancheren voor dit ondermaatse Onder Druk. Maar gezien het constante bedenkelijke niveau van de geschenkboekjes in de afgelopen jaren, valt het ergste te vrezen.

David Baldacci - Onder Druk, uitgeverij A.W. Bruna, 310 pag.

Peter de Zwaan - Een keel van glas (1997)

'Een keel van glas' grijpt je bij de strot




(Door Peter Kuijt)

Opnieuw heeft de Stichting CPNB in haar onmetelijke wijsheid besloten een Amerikaanse auteur het geschenkboekje voor de komende Maand van het Spannende Boek te laten schrijven. Na Dean Koontz (in 95) en Elizabeth George (vorig jaar) mag ditmaal Phillip Margolin met Rookgordijn de letterconsument animeren tot de aanschaf van een al dan niet spannend boek.

De keuze voor alweer een toch al succesvolle buitenlandse schrijver is een wonderschoon voorbeeld van een gemiste kans. De 'legal thriller'-kwaliteiten van strafpleiter Margolin buiten beschouwing gelaten, had de stichting net zo goed voor een vaderlandse thrillerauteur kunnen kiezen. Per slot van rekening behartigt de organisatie niet voor niets de Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek. Als volgend jaar weer een 'buitenlander' het cadeauboekje mag vullen, lijkt de afkorting CPB voor de stichting meer op zijn plaats.

Dat er in het Nederlandse taalgebied voldoende uitstekende thrillerauteurs rondlopen, staat buiten kijf. Denk bijvoorbeeld maar eens aan Gouden Strop-winnaars als Chris Rippen, René Appel, Tomas Ross en Bob Mendes. Maar ook journalist Peter de Zwaan, tweemaal genomineerd voor de thrillerprijs, heeft inmiddels bewezen in de top mee te draaien. En dat bevestigt hij nog eens met zijn nieuwste parel, Een keel van glas'.

Had voorganger Rafels een fundament van een flinke dosis geweld, in Een keel van glas gaat het er minder 'hardboiled' aan toe. Centraal staan de belevenissen van de halfzware scharrelaar Marc Johansz, chanteur van scheveschaatsenrijders en bij tijd en wijle koerier van 'stil geld', flinke stapels bankbiljetten van bedenkelijke herkomst en met een dito bestemming in het buitenland.

Johansz kampt met een kwaadaardige tumor op zijn stembanden en dient een intensieve behandeling te ondergaan. We volgen hem op zijn tocht langs artsen, specialisten, diëtisten en laboranten, de stralende mevatron en de clinac. Hier staan de sfeerbeschrijvingen van De Zwaan als een huis, hier zijn de dialogen tussen patiënt en de vertegenwoordigers van de zorgsector, die stuntelen in 'slecht nieuws'-gesprekken en af en toe snakken naar een cynische opmerking, griezelig levensecht. Hier schrijft een man met ervaring.

Zijn keel van gemalen glas belet Johansz niet door te gaan met zijn weinig zuivere praktijken. Zo ziet hij kans een chagrijnige verpleegster die na haar diensten vrolijk bij haar buurman binnenwipt, geld af te troggelen. Ondertussen beraamt hij plannen om de louche makelaars voor wie hij geld koeriert, en die eenzame bejaarden hun huis uit treiteren, in één klap een miljoenenbedrag afhandig te maken. Hierbij ontvangt hij de al dan niet welgemeende steun van de homoseksuele Roxx en de escortdame Pina, die steeds vaker bij Johansz aan huis komt. We laten hier in het midden wie er uiteindelijk met de poen vandoor gaat.

Ook nu vertelt De Zwaan op z'n bekende sobere wijze zijn verhaal. Wars van stilistische trukendozen mikt hij met zijn ingehouden taalgebruik, met (de soms morbide) humor als waardevast bestanddeel, op een maximaal effect. Slechts een kniesoor mag opmerken dat Johansz' ziekteproces net iets meer de aandacht trekt dan het thrillergedeelte. Een keel van glas grijpt je bij de strot.

Peter de Zwaan - Een keel van glas, uitgeverij Het Spectrum, 259 pag. (genomineerd voor de Gouden Strop 1997)

Paul Stather - De bank (1997)

'De bank' verdient een betere titel




(Door Peter Kuijt)

Naast de 'arrivés' in thrillerland, René Appel, Bob Mendes en Peter de Zwaan, doken onlangs twee verrassende namen op in het rijtje met genomineerden voor de Bruna Gouden Strop 1997: Conny Braam en Paul Stather. Met respectievelijk Zwavel en De bank wisten de twee bij de juryleden de handen op elkaar te krijgen. Stather verraste nog meer door zijn ware identiteit bloot te geven: professor Hugo Verdaasdonk, hoogleraar literatuuronderzoek van de Katholieke Universiteit Brabant in Tilburg.

Verdaasdonk vond het niet meer nodig zich achter zijn pseudoniem te verschuilen nu De bank een Gouden Strop-nominatie waard bleek te zijn. En gelijk heeft-ie: zijn tweede thriller mag gelezen worden. De bank is een intrigerende roman over orgaan- en kinderhandel, snuffmovies en een publiciteitsgeile dominee die niet helemaal spoort.

Net als zijn debuut, De man die Marilyn Monroe was, speelt De bank zich af in Amerika. De held van Stather (of Verdaasdonk, zo u wilt) is John Avati, een net afgestudeerde 'marketeer' en nog geen vijfentwintig. Hij wordt aangenomen bij de afdeling Speciale projecten van Fargo, een grote bank in New York City. De afdeling adopteert een weeshuis, waar Braziliaanse straatkinderen een opleiding kunnen krijgen. Het lukt John vervolgens om Fortuny, de leider van een populaire kerkgenootschap, fondsen voor het weeshuis bijeen te preken.

Dan erft John een miljoenenvermogen van zijn oom, de reder Nathan Avati, die naderhand niet zo rechtschapen blijkt te zijn als zijn neef had gedacht. Als vervolgens kinderen in het weeshuis onder verdachte omstandigheden sterven, de vriendin van oom Nathan ook sneeft en tenslotte de dominee vroeger dan gepland het Hemels Paradijs betreedt, pakt de politie John op op verdenking van moord. De bewijzen tegen hem lijken overweldigend. Gelukkig is daar de roddelpers, die John, zoals Verdaasdonk eerder tegenover het ANP verklapte, uit deze poel van ellende sleurt.

Stather bewijst met De bank een aanwinst te zijn onder de Nederlandstalige thrillerauteurs. De lezer wordt meedogenloos meegesleurd in John Avati's bizarre belevenissen. De van cynisme hoogzwangere dialogen doen soms denken aan een Grisham in zijn betere dagen en de extravagante personages verbluffen je keer op keer. Het boek leest, kortom, als een intercity die slechts bij tijd en wijle enige vertraging oploopt door enkele te gedetailleerde passages: wie interesseert zich bijvoorbeeld voor de kleur en de vorm van de granieten tegels in de lobby van Johns flat? En dan de titel: waarom zo'n kleurloze ABN-achtige naam gegeven aan zo'n kleurrijke roman? De bank verdient beter.

Paul Stather - De bank, uitgeverij Conserve, 346 pag. (genomineerd voor de Gouden Strop 1997)

René Appel - Tegenliggers (1995)

Rijschoolhouder crasht in woonerfthriller




(Door Peter Kuijt)

Martin van Leeuwen is een zakkenwasser van het zuiverste water. Alles wat de hoofdpersoon uit René Appels zevende misdaadroman Tegenliggers onderneemt, pakt volkomen verkeerd uit. De rijschoolhouder ontmoet voortdurend - en niet alleen in letterlijke zin - tegenliggers. Je kunt niet anders dan medelijden met hem hebben.

Van Leeuwen krijgt snel te kampen met problemen van huiselijke aard. Martin heeft al langer in de gaten dat zijn vrouw Lenie de huwelijkse staat niet je dat vindt, maar beschouwt het als een tijdelijk probleem. 'Ze is een beetje overspannen, ze zal wel ongesteld zijn', denkt Martin als zijn vrouw weer eens niet aanspreekbaar is, om zich vervolgens vol overgave te werpen op zijn verzameling modelautootjes.

Maar Lenie blijft mokken - Appel maakt niet goed duidelijk wat haar problemen precies zijn - en Martins wereld stort dan ook in als zij hem toch verlaat, hun twee kinderen meeneemt en intrekt bij een vriendin. Martin ziet in de vriendin, Jeanine, de zondebok. Hij verwijt haar Lenie tegen hem te hebben opgestookt en beraamt dan ook een offensief tegen Jeanine. Hij gaat daarbij volledig door het lint. Al zijn toenaderingspogingen tot Lenie - die zich inmiddels Heleen is gaan noemen - mislukken terstond en ook een goede omgangsregeling met de kinderen - om wie hij zich aanvankelijk nauwelijks leek te bekommeren - zit er niet in.

Ook buiten zijn doorzonwoning stapelen de problemen zich op. Van Leeuwen, die in zijn eentje de rijschool Succes drijft, raakt in financiële problemen als concurrent Always Success zich in zijn territorium vestigt en met lagere uurtarieven onder zijn duiven schiet. Daarnaast heeft hij ook te kampen met een gefrustreerde leerlinge, die maar niet wíl slagen en al haar problemen met haar gewelddadige en racistische echtgenoot op Martins bord en bed deponeert. Alle acties die Van Leeuwen vervolgens ontplooit, lopen verkeerd af: er vallen slachtoffers. Hij komt tenslotte tot het besef dat er nog maar een uitweg mogelijk is en pleegt een wanhoopsdaad.

Appel beschrijft de treurige val van Van Leeuwen tegen een achtergrond van ondoordringbare woonerven met namen als Wielingen, Kontikidreef en de Van Eemerenlaan. Op een enkel personage na zet hij de psychologische ontwikkeling van de hoofdfiguren treffend neer. Grappig zijn ook de talrijke verwijzingen in het boek naar krantenberichten en aankondigingen van Teleac-cursussen, waardoor het geheel een actuele toon krijgt. Halverwege het boek lijkt de snelheid er even uit met beslommeringen over een politie-onderzoek die er niets toe doen. Maar even later pakt Appel de draad vlug weer op om ons te verrassen met een bizar eind.

'Ik ga voor zowel de AKO-prijs als De Gouden Strop', zei Appel vorige maand tijdens de presentatie van Tegenliggers. Of hij voor een van beide boekenprijzen in aanmerking komt, is gelukkig de taak van de desbetreffende jury's. Maar mochten zij criteria als 'snelle, verfrissende schrijfstijl' en 'uitstekend plot' hanteren, dan moet Appel toch een behoorlijke kans maken.

René Appel - Tegenliggers, uitgeverij Bert Bakker, 236 pag. (Genomineerd voor de Gouden Strop 1995)

Anjet Daanje - De blinde fotograaf (1998)

Blinde fotograaf raakt zoek op Terschelling




(Door Peter Kuijt)

Soms snijdt de werkelijkheid fictie de pas af. Schrijfster Anjet Daanje had het manuscript voor haar roman De blinde fotograaf al bij de uitgever ingeleverd, maar het boek was nog niet gedrukt toen in Leeuwarden Meindert Tjoelker om niets werd doodgeschopt. Daanjes roman vertoont een griezelige gelijkenis met het zinloze 'incident' in het Friese: in de Groningse binnenstad wordt een fotograaf 'voor de gein' zo ernstig mishandeld dat hij het licht in zijn ogen verliest. Dat is nog maar het begin van zijn lijdensweg.

Noortje, de vriendin van de ongelukkige fotograaf Goof, is vastbesloten de daders van de aanslag op te sporen. Door dagenlang al winkelend te 'posten' in een Albert Heijn-filiaal, ontmoet ze uiteindelijk een van de aanslagplegers. Ze komt ermee in contact en raakt tot haar ontzetting bevriend met deze Berend en wordt vervolgens - nog erger - verliefd. De studente wiskunde breekt met de verbitterde Goof, die zich nauwelijks schijnt te interesseren voor de dader(s). Later zal duidelijk worden waarom.

Noortje ontdekt dat Goof en Berend elkaar moeten kennen: ooit hebben ze in hetzelfde studentenhuis gewoond. Ze vertelt dit aan haar vriendin Suze, die vertrouwen verwart met verklappen en binnen een mum van tijd weet ook Goofs zuster Lizzy van de kwestie.

Lizzy blijkt een daadkrachtig type: ze organiseert, zonder dat betrokkenen ervan afweten, een rendez-vous tussen Noortje, Goof, Berend, Suze en nog enkele vrienden in een vakantiehuisje op Terschelling. Ze hoopt dat de onvermijdelijke confrontatie de dader van het misdrijf in Groningen ertoe zal bewegen zichzelf bij de politie aan te geven. Maar dan raakt de blinde Goof zoek op het Waddeneiland...

Meer vertellen over de inhoud van dit boek zou een stuk van de fraaie intrige weggeven. Of Noortje uiteindelijk in haar opzet slaagt, blijft hier eveneens onvermeld. Feit is dat ze voortdurend van de ene werkelijkheid in de andere terechtkomt en zelfs niet meer met de eenvoudigste wiskundeformule het verschil tussen goed en kwaad kan berekenen.

De veelzijdige Daanje - eerder publiceerde ze de roman Pianomuziek in de regen, ze acteerde in hoorspelen die ze zelf schreef en was verantwoordelijk voor het scenario van de film De vreemdeling, waarvoor ze tevens de decors ontwierp en het camerawerk verzorgde - heeft met De blinde fotograaf een verrassende en verrassend spannende roman afgeleverd. De plot zit geraffineerd in elkaar, haar taalgebruik is om jaloers op te worden: ze hanteert een verfijnd soort beeldspraak, dat geen moment verveelt.

Naar verluidt werkt Anjet Daanje aan een volgende thriller waarin fraude in een ziekenhuis centraal staat. Daarom een vriendelijk verzoek aan de dames en heren in de gezondheidszorg: stel uw eventuele malversaties nog even uit, opdat we kunnen genieten van Daanjes fictie zonder telkens aan de realiteit te worden herinnerd.

Anjet Daanje - De blinde fotograaf, Uitgeverij Kwadraat, 316 pag.