BRITSE UITGEVER KOOPT RECHTEN THRILLERS ESTHER VERHOEF
De Britse uitgeverij Quercus heeft deze week op een veiling de Engelse vertaalrechten verworven van zowel 'Rendez-vous' als 'Close-up', twee psychologische thrillers van Esther Verhoef. Eerder al werden de Duitse vertaalrechten van beide boeken gekocht door uitgeverij BTB Hardcover Verlag.
Volgens Verhoefs Nederlandse uitgever Anthos zijn binnen acht weken honderdduizend exemplaren van haar jongste boek 'Close-up' verkocht. Eerder schreef Verhoef de actiethrillers 'Onrust', 'Onder druk', die door uitgeverij Karakter op de markt werden gebracht. De thriller 'Chaos', die zij samen met haar man Berry onder de naam Escober produceerde, verscheen in 2006 bij Rothschild & Bach.
Anthos brengt in het voorjaar van 2008 een nieuw boek van het duo Escober uit. Het wordt het laatste deel in een trilogie over Sil Maier, hoofdpersoon uit 'Onrust' en 'Onder druk'. Deze twee boeken zullen in een nieuwe editie bij Anthos verschijnen.
23 mei 2007
18 mei 2007
Nederlandse misdaadauteurs (achtergrond, 2007)
Ruim baan voor de vrouwen 'in crime'
(Door Peter Kuijt)
Welke schrijvers genomineerd zijn voor de Gouden Strop 2007, wordt op 30 mei bekendgemaakt. Wie uiteindelijk met de prijs (groot 10.000 euro) voor het beste Nederlandstalige spannende boek aan de haal gaat, blijft geheim tot de avond van woensdag 20 juni. Maar één ding staat nu al vast: Saskia Noort wordt niet gelauwerd.
Noort, die twee keer eerder werd genomineerd voor de prijs maar hem nooit won, trok haar jongste thriller Nieuwe buren terug uit de race. Heette het eerst dat ze 'andere schrijvers een kans wilde geven om te winnen', nu heeft ze in een interview verklaard dat ze met de huidige jury 'geen eerlijke kans zou hebben', omdat enkele leden een persoonlijke rancune tegen haar zouden koesteren. Namen noemde ze niet. Los van het feit dat een 'professional' als Noort haar verdachtmakingen niet hard kan maken, is het betreurenswaardig dat ze de jury diskwalificeert en 'geen eerlijke kans' geeft om haar boek te vergelijken met de andere inzendingen.
Bestsellerauteur Noort mag dan discutabele uitspraken doen, ze is wél de meest succesvolle van de tsunami aan auteurs van de laatste jaren die in ieder geval volgens hun uitgevers literaire thrillers schrijven. Op de groslijst van ruim zestig inzendingen voor de Gouden Strop van dit jaar gaat zeker een derde van dat aantal gebukt onder dat stempel. Maar slechts een enkel boek mag je literair verantwoord noemen, de rest torst slechts een marketingtechnisch etiket.
De vraag wat literatuur is en wat 'slechts' een thriller, is volgens Noort een onzinnige. De grens is volgens haar moeilijk aan te geven. De mensen die die scheidslijn wél schijnen te kunnen trekken zitten bij het Fonds voor de Letteren. Deze subsidiegever verstrekt uitsluitend beurzen aan hen die literatuur bedrijven. Volgens het Genootschap van Nederlandstalige Misdaadauteurs (GNM) weigert het fonds stelselmatig aanvragen van thrillerschrijvers te honoreren. Vorig jaar kregen nog drie misdaadauteurs nul op het rekest, want hun werk ontbeerde in de ogen van het fonds dat jaarlijks vijf miljoen euro mag uitdelen, enige literaire kwaliteit.
De vermeende starre houding van het fonds is het GNM al jaren een doorn in het oog. Voorzitter Roel Janssen en 'gewoon' lid Charles den Tex hielden met een charmeoffensief eind 2006 hun hand nog op bij directeur Sylvia Dornseifer van het Fonds, maar die weigerde ze een euro toe te stoppen. Het was reden voor het genootschap om Dornseifer twee weken voor de aftrap van de Maand van het Spannende Boek in een klein en klam zaaltje in Amsterdam nog eens ter verantwoording te roepen. Maar de directeur zegde niets toe. 'Schrijvers van thrillers worden niet bij voorbaat uitgesloten', verklaarde ze. 'Maar wij zijn opgericht om in het literaire domein subsidies te verstrekken. Elk boek, dus ook een thriller, wordt getoetst met dezelfde criteria.' Smaak speelt een rol, ja, erkende ze. En om enigszins de onrust bij de verhitte misdaadauteurs weg te nemen, voegde ze eraan toe: 'Maar er verschijnt ook waardeloze literatuur, hoor.'
Of het fonds ooit substantieel met geld voor de rechtgeaarde thrillerschrijver over de brug komt, zal de toekomst uitwijzen. Maar subsidie of niet, vaststaat dat het legioen thrillerschrijvers enorm in beweging is. Uiteraard gedreven door het commerciële succes van Noort zijn de vrouwen 'in crime' in opmars. Van de 67 boeken die nu op de groslijst van de Strop staan, zijn er 23 (mede) geschreven door vrouwen. Het zijn veelal jonge schrijfsters, van wie de wieg in de jaren zestig of zelfs later werd opgetuigd. Net als bij hun mannelijke collega's verschillen de kwaliteiten, maar de aanwas is onstuitbaar. Komende maand liggen er al weer drie debuten van schrijfsters in de winkel: Bitter Zoet van journaliste Heleen Niele, Onderbewust van haar collega Marit Hofland en Wraaklust van een communicatiemanager én dertiger die zich verschuilt achter de naam Liv.
Ook de Stichting CPNB heeft de verschuiving in de 'thrillerscene' ontdekt en kende daarom de opdracht voor het schrijven van het geschenkboekje voor de Maand van het Spannende Boek toe aan Saskia Noort. Hoe hoog de oplage van de novelle Afgunst is, wil de CPNB vooraf niet bekendmaken. Maar gezien het commerciële succes van Noort zal het ongetwijfeld een recordoplage zijn die dicht in de buurt zal liggen van die van het 'normale' Boekenweekgeschenk.
De CPNB ging met haar keuze voorbij aan gearriveerde auteurs als Peter de Zwaan, Charles den Tex en Felix Thijssen, die op een ruimer oeuvre kunnen terugkijken dan Noort. De laatste stelde tot haar genoegen vast dat de scheuren in het schrijversbolwerk van 'kalende mannen van bepaalde leeftijd' onherstelbaar zijn. Die conclusie moet de 'eminence nog net niet grise' onder de thrillerauteurs, Tomas Ross, toch een genoegen doen. Pleitte hij immers niet voor opheffing van de Gouden Strop omdat die toch maar werd verdeeld in een ons-kent-ons-kringetje? Ze krijgt de prijs dit jaar niet, maar mede door toedoen van Noort zijn de vrouwelijke misdaadauteurs nu volop in de race. Daar mogen we haar wél dankbaar voor zijn.
12 mei 2007
Saskia Noort - Afgunst (2007)
Met beide hakken op de grond
(Door Peter Kuijt)
Nieuwe buren, de derde thriller van Saskia Noort, kreeg bij verschijning in 2006 op zijn zachtst gezegd niet overal juichende recensies. Critici bedachten deze Vinex-thriller met kwalificaties als 'relationeel gekeutel', 'stereotiepe hoofdpersonen', 'weinig originaliteit' en 'gebrek aan spanning'.
Ook recensent dezes had geen positief oordeel over het boek: het thrillerelement was spoorloos verdwenen en in de plaats daarvan was er een overdaad aan vleeskleurige beschrijvingen van onstuimige partnerruil. De bespreking werd afgesloten met de zin 'Je zou bijna denken dat Saskia Noort met één hand heeft zitten te typen'. Kort door de bocht en overdreven natuurlijk, want het is fysiek welhaast een onmogelijke opgave om driehonderd pagina's met gebruik van slechts vijf vingers vol te tikken.
Hoe het ook zij, de zin sloeg in als een bom bij Noort. In elk interview deed ze haar beklag over die 'zielige' recensent die had beweerd dat ze al schrijvende 'met haar hand in haar broek heeft gezeten'. Later zei ze dat meerdere critici dat hadden geschreven. En in een interview uit februari dit jaar met de Australische krant Herald Sun, te vinden op haar website, liet ze optekenen dat recensenten in haar ogen seksisten zijn. Saskia Noort mag dan een bestsellerkanon zijn met één miljoen verkochte boeken, kritiek raakt bij haar nog immer een open zenuw.
Ondanks of juist dankzij deze heisa om eigenlijk niks werd Noort door de Stichting CPNB benaderd met het verzoek het geschenkboekje voor de Maand van het Spannende Boek te schrijven. Het werd de zwarte novelle Afgunst, aangekondigd als 'een bloedstollend verhaal over dominantie en onderwerping'.
Noort houdt het hierin dicht bij huis en trekt parallellen met haar eigen werkelijkheid. Hoofdpersoon is de blonde Susan van Doorn, succesvol thrillerschrijfster met een grote aanhang. Signeersessies te over en lezingen in het hele land. Maar Susan is ook een schrijfster die weet dat na een voordracht in de bibliotheek van Noord-Scharwoude thuis de wasmachine en de kattenbak wachten. 'Het houdt me met beide hakken op de grond.'
Susan heeft echter ook een verleden en die deelde ze met Ernst Scholten. Hij is een mislukte schrijver die het niet kan verkroppen dat zij hem qua verkoopcijfers is voorbijgestreefd. Ernst wil nog een keer zijn gram halen en ontvoert haar.
Hoe dun de novelle ook is, met Afgunst revancheert Noort zich glansrijk voor Nieuwe buren. Zo mogen geschenkboekjes vaker geschreven worden. In volle vaart verteld met een verrassend open einde, een beklemmend verhaal met rauwe, gewelddadige randen, zonder dat de schrijfster zich deze keer verliest in al te expliciete scènes. Als het om het schrijven van een spannend verhaal gaat, staat Noort met Afgunst weer met beide hakken op de grond.
Afgunst werd in de maand juni 2007 in de boekwinkel cadeau gedaan bij aankoop van ten minste 12,50 euro aan Nederlandstalige boeken.
John Berendt - Middernacht in de tuin van goed en kwaad (1996)
Moord en martini's in broeierig Savannah
(Door Peter Kuijt)
Een kalfslapje op een bedje van verlept molsla. Daar heeft het boek Middernacht in de tuin van goed en kwaad van de Amerikaanse journalist John Berendt zo'n beetje z'n ontstaan aan te danken.
Het was begin jaren tachtig dat Berendt dit voorgerecht kreeg voorgeschoteld in een van de trendy restaurants van New York. Toen hij op de menukaart de prijs bekeek van dit liflafje, bedacht Berendt dat hij voor hetzelfde geld een vlucht kon nemen van New York naar pakweg elke stad in de Verenigde Staten. Niet lang daarna liet de columnist van het tijdschrift Esquire de Newyorkse kalflapjes voor wat ze waren.
Op een van zijn reizen kwam Berendt terecht in Savannah, een havenstad in Georgia, een van de zuidelijke staten. En de journalist bleef er terugkomen, getroffen als hij was door dat subtropisch terrarium met z'n oude herenhuizen, machtige magnolia's en prachtige pleinen waar de grandeur uit vroeger tijden slechts met moeite wil vervliegen. Bovenal was hij geraakt door de mensen die er woonden en die hij van lieverlee steeds beter leerde kennen: excentriekelingen in uiteenlopende gradaties.
In een spectaculaire parade trekken de meest bijzondere inwoners van de broeierige havenstad voorbij. Zo is daar Mary Harty die graag martini's drinkt op de Bonaventure-begraafplaats, de oude William Simon Glover die nog elke dag zijn onzichtbare hondje uitlaat, Joe Odom die beter piano en de plaatselijke gids speelt dan dat hij de advocatuur bedrijft, de grote, zwarte zangeres Emma Kelly, beter bekend als 'de dame van de zesduizend liedjes' en Luther Drigers, de uitvinder van de vlooienband, van wie iedereen vreest dat hij de drinkwatervoorziening vergiftigt, maar die in werkelijkheid zijn tijd vult met het hangen van lijmdraden aan vliegen. Het mooiste schepsel is Lady Chablis, een zwarte travestiet, die, wanneer de hormooninjecties haar/hem niet al te veel ongemak bezorgen, met verve een chique bal verstoort dan wel Berendt toont hoe zij/hij - voor een optreden in een van de vele nachtclubs - 'haar zaakje' verbergt.
Berendt verstaat de kunst de personages in mooie schetsen en puntige dialogen tot leven te brengen. Dat lukt hem ook uitstekend met Jim Williams, de figuur waar het eigenlijk in dit boek allemaal om draait. Williams is een nouveau riche antiekhandelaar met een passie voor jongens en nazi-attributen, zoals vaandels, dolken, sabels en de motorkapversiering van een stafauto uit het Derde Rijk. Williams bewoont het mooiste huis van Savannah en zijn 'party's' zijn hét evenement waar de plaatselijke jetset maanden naartoe leeft.
Op een kwade dag schiet Williams zijn aantrekkelijke, maar uiterst lastige hulp in de huishouding annex minnaar Danny Hansford dood. Uit zelfverdediging, beweert Williams, maar hij moet toch voor de rechter verschijnen. De antiekhandelaar wordt veroordeeld, maar komt weer vrij omdat de openbaar aanklager met bewijsmateriaal zou hebben gesjoemeld. Voordat hij voor de tweede keer moet voorkomen, schakelt Williams naast zijn advocaten ook de voodoo-priesteres Minerva in, die een banvloek dient uit te spreken over de openbaar aanklager. Minerva behaalt echter geen succes met het gestrooi van St. Janskruiden en aarde van het lokale kerkhof op de trappen van de rechtbank, want na zijn tweede proces, dat ook nietig wordt verklaard, moet Williams opnieuw voorkomen. Hij zal uiteindelijk vier maal voor het hekje verschijnen, voordat de zaak definitief wordt afgeblazen. Een goed halfjaar nadat Williams is vrijgekomen, sterft hij, nog net voordat hij de kat te eten kan geven...
Middernacht in de tuin van goed en kwaad is een alleszins lezenswaardige mix van de schijnbaar nauwelijks te combineren grootheden 'true crime' en het reisverhaal. Berendt geeft met zijn scherpe oog voor details de lezer het gevoel middenin deze dampende non-fictie thriller te vertoeven.
John Berendt - Middernacht in de tuin van goed en kwaad; De bekoring van Savannah, uitgeverij A.W. Bruna, 335 pag.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in 1996
Colin Bateman - Demonen van het verraad (1995)
Columnist zaait dood en verderf
(Door Peter Kuijt)
'Winnaar van de Betty Trask Prize', staat op de cover van Demonen van het verraad, het debuut van de Noord-Ierse journalist Colin Bateman. Ze zullen in ons land op de vingers van twee, nou vooruit, drie handen te tellen zijn: de kenners van de Ierse schrijverswereld die weten dat de Betty Trask Prize een hoog aangeschreven literaire prijs is, die toegekend wordt aan jonge, beginnende auteurs. Waarom de Nederlandse uitgever dan de wervende tekst zo'n prominente plaats op de cover van het boek heeft gegeven, mag Joost weten.
Nou moet worden gezegd dat Bateman (1962) de prijs ongetwijfeld heeft verdiend: zijn Demonen van het verraad, een nogal horrorachtige vertaling van de oorspronkelijke titel Divorcing Jack, leest heerlijk weg. Een thriller met een hoofdletter T: spanning volop en zo mooi opgeschreven ook.
'Niets is moeilijker dan geestig te zijn', weet schrijver en columnist Maarten 't Hart. Wat Batemans held, de aan drank verslingerde stukjesschrijver Dan Starkey, in Demonen van het verraad presteert, grenst dan ook aan het ongelooflijke: zelfs in uren van doodsnood weet de columnist de lezer tot schateren te brengen. Zo wordt hij op een slecht moment door gangsters onder schot gehouden. Starkey meldt ons dan: 'Ik deed mijn best zo koelbloedig mogelijk over te komen. Ik zei: 'Eh'.'
Starkeys avontuur begint overigens tamelijk onschuldig. De columnist wordt in een park versierd door de mooie studente Margaret. Starkey: 'Ze bekeek me eens en moet iets vaags aantrekkelijks hebben gezien. God weet dat het niet mijn uiterlijk was.' Starkey neemt Margaret mee naar huis en kust haar, onder andere. Zijn vrouw Patricia ziet 't en is daar absoluut niet blij mee. Dan lopen de zaken enigszins uit de hand: Margaret wordt op gruwelijke wijze om het leven gebracht en Patricia wordt gekidnapt.
De constant benevelde Starkey zet alles op alles om zijn hoofd weer helder en in ieder geval de moordenaars van Margaret achter de tralies te krijgen. Op zijn speurtocht komt hij vogels van velerlei pluimage tegen: IRA-terroristen, met Fuck the Pope-tatoeages versierde Paisley-extremisten, een veedief, een strippende, doch gewapende non en een priester die zijn katholieke hart inruilt voor een protestantse.
Bateman verwacht van zijn lezers wel enige basiskennis omtrent de situatie in Noord-Ierland. Termen als Unionisten en Loyalisten vliegen je om de oren. Slechts eenmaal wordt in een voetnoot gemeld dat 'provo's' geen langharige bakfietsers zijn uit lang vervlogen tijden, maar extremistische IRA-leden. Het zij Bateman vergeven: Demonen van het verraad is te boeiend om het voortijdig dicht te klappen. De schrijver werkt overigens alweer aan een nieuwe thriller, zo weet de achterflap te melden. Gelukkig maar...
Colin Bateman - Demonen van het verraad, uitgeverij Meulenhoff-M, 301 pag.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in 1995
David Baldacci - Het recht van de macht (1995)
President uit de bocht in uitstekende politieke thriller
(Door Peter Kuijt)
Het was maandag 7 november 1994 rond half zes 's middags toen directeur Laurence J. Kirshbaum van de Amerikaanse uitgeverij Warner Books het manuscript van de thriller Absolute Power in handen kreeg. Die nacht ging Kirshbaum niet naar bed. De volgende ochtend om negen uur belde hij de schrijver, David Baldacci, op om zijn bankrekeningnummer te vragen: voor het overmaken van een voorschot van twee miljoen dollar. Enkele dagen later ontving Baldacci nog eens een miljoen dollar voor de filmrechten.
Volgens Kirshbaum is met Baldacci, een 34-jarige jurist uit Washington, 'de nieuwe Scott Turow of John Grisham' opgestaan. Deze twee voormalig advocaten hebben inmiddels de status van bestsellerauteur bereikt. Kirshbaums vermoeden zou best eens bewaarheid kunnen worden, want met Het recht van de macht, zoals Baldacci's debuut in Nederlandse vertaling is getiteld, heeft hij een thriller van formaat afgeleverd, die voor ontzag inboezemende verkoopcijfers zou kunnen zorgen.
Eén van de hoofdrollen in Het recht van de macht is weggelegd voor de 66-jarige inbreker Luther Whitney, een vakman aan wie je gerust een kraak kunt overlaten. Tijdens zijn laatste klus in het kapitale landhuis van de krasse, bejaarde miljardair Walter Sullivan gaat er echter iets fout. Whitney is ongewild getuige van een wilde liefdesnacht van Sullivans jonge vrouw Christine en... de president van de Verenigde Staten, Alan Richmond.
De vrijage loopt iets te onstuimig af en ontaardt in een knokpartij tussen Christy en de perverse president. Richmond geeft de vrouw een buitenparlementaire aframmeling, maar op haar beurt ziet zij kans Mr. America met een briefopener te verwonden. Op het moment dat zij hem de fatale steek wil toebrengen, stormen twee geheim agenten de slaapkamer binnen en schieten Christy twee kogels door het hoofd. In de commotie die daarop ontstaat, weet Whitney te ontvluchten met medeneming van een belangrijk bewijsstuk: de briefopener.
Richmond, die moet vrezen voor een vroegtijdig einde aan zijn politiek carrière, zet alles op alles om Whitney te pakken te krijgen. Maar het zijn z'n stafchef Gloria Russell en geheim agenten die - letterlijk - over lijken moeten gaan om de bejaarde inbreker definitief uit te schakelen. Whitneys dagen lijken geteld, maar hij wil zich niet zo maar gewonnen geven. In zijn kruistocht tegen de man in het Witte Huis krijgt Whitney hulp van een vroeger vriendje van zijn dochter, advocaat Jack Graham. Ook een lepe politie-inspecteur mengt zich in de strijd, die uitmondt in een spannend, onontkoombaar drama, dat de lezer een geheel andere kijk geeft op de mogelijkheden van briefopeners!
Baldacci is een begenadigd verteller. Hij verstaat de kunst om met de meest onverwachte wendingen de lezer constant op het verkeerde been te zetten. Zijn personages komen geloofwaardig over, hoewel sommigen wel erg vaak door ramen naar buiten staren. Niettemin zal het voor velen moeilijk zijn het boek ook maar een seconde terzijde te leggen. Puur leesgenot.
David Baldacci - Het recht van de macht, uitgeverij A.W. Bruna, 369 pag.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in september 1995
11 mei 2007
Peter de Zwaan - Duivelsrug (2007)
Savannah dampt, broeit en zweet
(Door Peter Kuijt)
Ruim tien jaar geleden verscheen van de Amerikaanse auteur John Berendt de magnifieke non-fictie thriller Middernacht in de tuin van goed en kwaad. Plaats van handeling was Savannah, een havenstad in de zuidelijke staat Georgia. 'Deze prachtige dame met haar vuile gezicht', zoals Savannah ook wel genoemd wordt, werd door Berendt neergezet als een subtropisch terrarium met oude herenhuizen, machtige magnolia’s en prachtige pleinen waar de grandeur uit vroeger tijden maar niet wilde vervliegen.
'Onze eigen' Peter de Zwaan, thrillerauteur met een imposant oeuvre die tot dusver met slechts één Gouden Strop werd bedeeld, situeert zijn nieuwste boek Duivelsrug ook grotendeels in Savannah, de stad van - zoals wij allen weten - de beginscène uit de film Forrest Gump, als Tom Hanks op een bankje op Chippewa Square zit en praat over het leven dat op een doos chocola lijkt.
Trad in Berendts boek een aantal excentriekelingen op zoals een zwarte travestiet, de uitvinder van de vlooienband en een man die elke dag een onzichtbaar hondje uitliet, in De Zwaans thriller is dat al niet anders: de twee Afro-Amerikaanse kleerkasten Johnson en Jones, bleke archiefmedewerksters, de charismatische voorgangster van een kerkgenootschap, een kakkende hengelaar en een te warm geklede toeristengids.
En dan is er natuurlijk Jeff Meeks, de antiheld uit De Zwaans vorige thriller De voeder. Meeks, op de vlucht voor de beschaving en sommige mensen die er deel van uitmaken, is neergestreken in de woestijn van Arizona. Daar leert hij het even illustere tweetal Kaya en Len kennen, dat in een trailer woont. Langzaam maar zeker groeit er een vriendschap tussen Meeks en het duo. Kaya leert Meeks échte boeken lezen en regelt af en toe vriendinnetjes voor een paar uur voor hem, terwijl de gehandicapte Len in Meeks zijn vermiste zoon Jack herkent.
Meeks begint Kaya als zijn moeder te zien. Hij zint dan ook op een meedogenloze wraak als hij op een dag de stoffelijke resten van Kaya en Len aantreft op het trapje naar de trailer. Len heeft vier kogels in zijn rug en van Kaya is de rug, waarop de duivel is getatoeëerd, gefileerd. De rekening wordt uiteindelijk in een dampend, zwetend en broeierig Savannah vereffend, maar niet nadat Meeks gewilde en ongewilde ontmoetingen met diverse figuren heeft gehad.
Het geweld in Duivelsrug is ruw, zoals we van De Zwaan gewend zijn. De stijl is ook als vanouds: hardgekookt, geen woord te veel, doordesemd van zwarte humor en met dialogen die vaak te ad rem zijn om uitgesproken te worden. Vlijmscherp vakwerk.
Peter de Zwaan – Duivelsrug, uitgeverij De Geus, 318 pag. (genomineerd voor de Gouden Strop 2007)
10 mei 2007
Susanna Moore - In de snee (1996)
Groot standenboek van Susanna Moore
(Door Peter Kuijt)
'Erotische thriller', jubelt de kaft van In de snee van de Amerikaanse schrijfster Susanna Moore. Over het bijvoeglijk naamwoord in de kaftaanduiding is in ieder geval niets gelogen. Al in het eerste hoofdstuk komt hoofdpersoon Frannie, al dwalend in de catacomben van een Newyorks café op zoek naar het toilet, in een ruimte terecht waar een roodharige vrouw de penis van een man aan een mondeling warenonderzoek onderwerpt.
Frannie deinst niet geschrokken terug, welnee, ze is een gefascineerd toeschouwster en ze denkt: 'Hé, zo doe ik het niet, met een ruk van de kin, als een hond die tegen de hand van zijn baas wroet'.
En daar blijft het niet bij de erotiek. Of porno, zo u wilt. Op bijna elke volgende bladzijde staat wel een of andere denkbare vervoeging van het werkwoord pijpen of variaties van 'lid'-woorden die wij met z'n allen nooit hadden kunnen verzinnen. Als extra service levert Moore hier en daar een verklarend woordenlijstje met synoniemen van bijvoorbeeld vagina ('virginia', als in 'hij penetreerde haar virginia met een hamer'), borsten ('gangsters', als in 'zij heeft die twee gangsters altijd bij zich') en schaamhaar ('broccoli'). Het is bijna overbodig te vermelden dat de titel van het boek ook op meerdere wijzen kan worden geïnterpreteerd.
Tot zover de spanning van de ene soort. Het thrillerelement steekt tussen de seks ook regelmatig de kop op. De 'redhead' uit het café wordt een dag na vertoning van haar orale tovenarij met doorgesneden keel en in 'ontwrichte' toestand aangetroffen. Omdat de hoofdpersoon Frannie, een struise taaldocente (vandaar de woordenlijstjes!), in dezelfde kroeg gesignaleerd was, zoekt de politie haar op. Frannie duikt terstond met de met de zaak belaste rechercheur Malloy het bed in, want ze verspilt haar kostbare tijd nu eenmaal niet aan voorzichtige dates. En zo doet ze nog wel meer ondeugende dingen.
Pas als het hoofd van haar vriendin Pauline, die het alleen met getrouwde mannen houdt omdat ze de weekends vrij wil hebben, een aantal hoofdstukken verder in een wastafel wordt ontdekt en de rest van het lichaam ergens anders, slaat bij Frannie de angst toe. De moordenaar zou wel eens in haar nabijheid kunnen verkeren. Frannie verdenkt om de een of andere reden rechercheur Malloy, maar ook student Cornelius die haar om de haverklap lastig valt, wordt een onfrisse rol toebedacht. De taaldocente gaat vervolgens zelf op speurderspad, maar verandert van lieverlee van jager in lokaas.
Susanna Moore schrijft als een Zeeuws Meisje: geen woord te veel, hoor! Hetgeen het tempo waarin het boek wordt verorberd, aanzienlijk kan versnellen, ware het niet dat Moore soms zó compact schrijft dat je er af en toe geen touw aan vast kunt knopen en wat bladzijden moet terugbladeren om weer 'in het verhaal te komen'. Maar dit alles wordt uiteindelijk gecompenseerd door een werkelijk huiveringwekkende finale. Zelfs detective Tommy Hyland van de North Manhattan Homicide Task Force, met wie Moore twee jaar lang optrok ter voorbereiding op haar boek, moest even slikken toen hij zich door de laatste pagina's van In de snee een weg had gebaand. 'Het gebeurt zo', zei hij. En: 'It's worse than that.' Een mooier compliment kun je niet krijgen.
Susanna Moore - In de snee, uitgeverij Prometheus, 216 pag.
07 mei 2007
Marelle Boersma - Complex (2007)
'Complex' verdient lichte make-over
(Door Peter Kuijt)
Marjet heeft een soort versterkte wipneus, waardoor je rechtstreeks in haar neusgaten kijkt. En dan die brede heupen onder dat smalle bovenlichaam: het peermodel in optima forma! Kun je het Marjet kwalijk nemen dat ze gebukt gaat onder een minderwaardigheidscomplex? Ze zou zo graag haar fysiek een 'extreme make-over' willen laten ondergaan.
Marjet is ook de hartsvriendin van de 46-jarige journaliste Fenna, de hoofdrolspeler uit Complex, de derde thriller van Marelle Boersma (1957). Eerder schreef deze onderzoekster aan de Universiteit van Wageningen de thrillers Nephila’s Netwerk en Stil water.
Boersma, die de gezondheidsbevorderende werking van stoffen in voeding bestudeert, moet niet veel hebben van cosmetische ingrepen, lezen we op diverse internetsites. Haar mening wordt gedeeld door heldin Fenna die haar vriendin Marjet deelname aan een metamorfoseprogramma op tv uit het hoofd probeert te praten. Tevergeefs, zo blijkt later.
Ondertussen moet er ook brood op de plank komen. Fenna vertrekt naar India waar ze met freelance fotograaf Ben een reportage gaat maken over een Nederlandse onderzoeker. Deze is druk doende met de ontwikkeling van een revolutionair middel op het gebied van wondheling. Maar Fenna en Ben ontdekken – niet geheel zonder gevaar voor eigen lijf en leden – dat de Nederlander arme Indiase verschoppelingen gebruikt als proefkonijnen.
Eenmaal terug in Nederland komt Fenna erachter dat Marjet is uitverkoren om haar onder handen te laten nemen in 'Bodymorfose', waarvan de deelnemers worden opgenomen in een exclusieve kliniek. Maar dan worden enkele van deze 'lelijke eendjes' ziek. Er sterven er zelfs een paar. Ook Marjets leven lijkt gevaar te lopen.
Boersma’s Complex zit de tijdgeest ongemakkelijk dicht op de huid. De schrijfster stelt in haar boek de vraag aan de orde of de kwaliteit in klinieken voor cosmetische ingrepen wel gewaarborgd is en ziet die in de realiteit van alledag beantwoord worden. Onlangs nog stierf in Utrecht een jonge vrouw in een privékliniek na een liposuctie-behandeling.
Het sterkst is Complex in een huiveringwekkende, claustrofobisch makende onderwaterscène voor de kust van India en de gedetailleerde beschrijving van de Chinese watermarteling, waarbij met tussenpozen druppels op iemands voorhoofd uiteenspatten. Minder geslaagd zijn de af en toe tuttige confrontaties tussen Fenna en puberdochter Tara en de twistgesprekken met vriendin Marjet. Verder blijft in het ongewisse hoe het afloopt met bepaalde personen die in het begin opduiken. Complex zou nog meer aan schoonheid winnen als deze rimpels met een lichte make-over zouden worden gladgestreken.
Marelle Boersma – Complex. Uitgeverij Karakter, 300 pag.
Erik van Zwam - Nachtschaduw (1998)
NOVA-redacteur scoort pas in finale
(Door Peter Kuijt)
Als onderzoeksjournalist heeft Erik van Zwam in de loop der jaren een niet te verwaarlozen schat aan ervaring opgedaan. Hij werkte onder andere voor de Brabant Pers, Time Magazine en NOS Laat. Nu wroet, graaft, spit en pleegt Van Zwam research ten behoeve van de actualiteitenrubriek NOVA. Journalistiek gezien mag Van Zwam zegenrijk werk hebben verricht, in Nachtschaduw, zijn thrillerdebuut, breekt zijn bijna ziekelijke zucht naar feiten hem lichtelijk op.
Van Zwams misdaadroman begint evenwel spectaculair. In het Stedelijk Museum wordt een overzichtstentoonstelling van Jeff Koons danig aangepast ten opzichte van de beschrijvingen in de catalogus: bijna alle kunstwerken worden kapot geslagen en besmeurd met verf en uitwerpselen.
De ochtend daarop wordt de winkel van de bejaarde diamantair Max Cohen overvallen. De indringers gaan er vandoor met de Nachtschaduw, een zeldzame, onbetaalbare en dus onverkoopbare, gitzwarte diamant van meer dan vijftig karaat. Bij de beroving laat de bejaarde nachtportier Elias Rosenthal het leven.
Het is aan de Amsterdamse rechercheur Michel Ferron om klaarheid in deze zaken te brengen. Zijn onderzoek voert hem onder meer langs de kokette conservatrice Elize Blaauboer, die een onstuitbaar effect op zijn hormoonhuishouding heeft. Via de diamantbeurs en een expert op het gebied van de occulte eigenschappen van edelstenen belandt Ferron uiteindelijk in Duitsland, waar de vermoedelijke daders van de diamantroof de weinig benijdenswaardige slachtoffers zijn geworden van een gifmoord. De Nachtschaduw is dan nog niet terecht, dus Ferron speurt vol goede moed verder.
Het zijn naast de wat houterige schrijfstijl met name deze bezoekjes die de vaart uit het verhaal halen. Van Zwam heeft onderzoek gedaan en dat zullen we weten ook. Pagina's lang wordt verhaald over de onvermoede krachten van diamanten, Koons als 'de Rembrandt van deze tijd' en de indringende werking van het zenuwgif tetrodotoxine. Nee, dan volgen we liever de speurtocht van de joodse diamantair Cohen. De inventieve en schijnbaar onvermoeibare bejaarde komt terecht in Zwitserland. Daar stuit hij op een duivelse groepering, die bij Cohen pijnlijke herinneringen aan een tragisch verleden teweegbrengt.
Alle lijntjes voeren toch weer naar Nederland, waar ook De Nachtschaduw - letterlijk - boven water komt. In een spannende finale op volle zee krijgt Nachtschaduw (het boek welteverstaan) eindelijk glans en geeft het dat beetje kwaliteit, waardoor de thriller net iets boven het gemiddelde uitsteekt.
Erik van Zwam - Nachtschaduw, uitgeverij De Boekerij, 284 pag.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in april 1998
Eric Zencey - Panama (1996)
Een spannend geschiedenisboek
(Door Peter Kuijt)
Menig geschiedkundige zal ervan gruwen: historische feiten en echt bestaande personen in dienst stellen van pure fictie. Toch heeft de Amerikaan Eric Zencey, die geschiedenis doceert (!) in Vermont, met zijn roman Panama een boek afgeleverd dat niet alleen de 'gewone' lezer, maar ook de meest fanatieke historicus zal bekoren. Zencey schreef een heerlijke, spannende detective rond het 'Watergate' van de 19e eeuw: het Panamaschandaal.
Het boek mag dan wel de beruchte omkopingsaffaire rond het Panamakanaal als onderwerp hebben, de roman had net zo goed Parijs kunnen heten. Want daar speelt het verhaal zich grotendeels af.
Zenceys held is de Amerikaanse geschiedschrijver Henry Brooke Adams, kleinzoon van president John Quincy Adams en - inderdaad, geschiedenisliefhebbers - de auteur van het standaardwerk The history of the United States of America during the Administrations of Thomas Jefferson and James Madison.
De weduwnaar Adams ontmoet in Chartres - à propos, daar doet hij volgens Zencey inspiratie op voor zijn studie over middeleeuwse kunst en geest Mont-Saint-Michel and Chartres, dat u dat even weet - de jonge Amerikaanse schilderes Miriam Talbott, door wie hij uitermate geïntrigeerd raakt. Terug in Parijs wordt hij opgeroepen door de politie om het stoffelijk overschot te identificeren van een vrouw, die eerder uit de Seine is opgevist en bij wie Adams visitekaartje is aangetroffen. De politie denkt dat de vermoorde vrouw Miriam Talbott is, maar volgens Adams houdt staande dat het een andere vrouw is.
Dan volgen de gebeurtenissen elkaar snel op: de lijkschouwer, die autopsie verricht op de stoffelijke resten van 'Miriam Talbott', wordt vermoord, diens autopsierapport verdwijnt, Adams krijgt per 'pneumatique', de dan net geïntroduceerde buizenpost, de vingertoppen van 'Miriam Talbott' toegestuurd, er valt her en der nog een aantal slachtoffers en even later loopt de onfortuinlijke historicus tegen een paar vuisten op.
Een en ander blijkt allemaal te maken te hebben met het Panamaschandaal, de beruchte smeergeldaffaire in Frankrijk, die aan het licht kwam na het faillissement van de Panamakanaalmaatschappij in 1889. De onderneming was al eigenlijk failliet, maar slaagde erin door omkoping van politici toestemming te krijgen voor het uitschrijven van een premielening. De opbrengst hiervan verdween in een bodemloze put, waardoor vooral kleine spaarders werden gedupeerd. Van de omgekochte politici werd er uiteindelijk maar één veroordeeld.
Enkele hoofdrolspelers in deze geschiedenis, zoals 'Le Grand Français' Ferdinand de Lesseps en de latere premier Clemenceau, voert Zencey op realistische wijze ten tonele. Mooi zijn Zenceys beschrijvingen van het Parijs van rond de eeuwwisseling, waar de omnibussen als het ware van de pagina's ratelen. En dan te bedenken dat de schrijver nog nooit in Parijs is geweest...
De enige kanttekening die je bij dit boek kunt plaatsen is dat de auteur zijn held op sommige momenten ongelimiteerd laat filosoferen, over bijvoorbeeld de erfenissen van de Franse Revolutie of God aan Zijn werktafel. Dat haalt de vaart er een beetje uit. Toch mag je verwachten dat niet veel lezers gebruik zullen maken van de Niet goed? Geld terug-actie die de uitgever aan het boek heeft verbonden. Panama is een aanwinst voor de boekenplank.
Eric Zencey - Panama, uitgeverij Anthos, 412 pag.
(Deze recensie werd eerder gepubliceerd in mei 1996)
P.P. Windhorst - Vuile praktijken (1996)
Het leven valt tegen in 't Brabantse land
(Door Peter Kuijt)
Een nieuw politieduo doet zijn intrede in het wereldje van de Nederlandstalige, spannende boeken. Na De Cock (met ceeooceekaa) en Vledder, Grijpstra en de Gier en de vorig jaar door Piet Teigeler geïntroduceerde commissaris John Carpentier en hoofdinspecteur Leo Dewit is er nu het span Ed Sacher en Paul Ruczinski. Het tweetal is een creatie van Peter Pim Windhorst - journalist van beroep - en treedt voor het eerst op in Vuile praktijken.
Ed Sacher is een ervaren, kettingrokende rechercheur die binnen dertig pagina's het bed induikt met een Keniaanse slagwerkster, die eerder op het politiebureau aangifte deed van discriminatie. Beslist geen lichtgewicht die Sacher, ook letterlijk niet, want de man weegt zo'n 105 kilo. Zijn assistent Ruczinski mag dan gelukkig getrouwd heten te zijn, het huwelijk belet hem niet met enige regelmaat de chique prostituee Diana met een bezoek te vereren.
West-Brabant is het werkgebied van Sacher en Ruczinski, die in Vuile praktijken de moordenaar van de respectabele huisarts Karin Vermeent moeten zien te achterhalen. Haar stoffelijk overschot wordt gevonden langs een dijkje in Zevenbergen - de dokter is in de rug geschoten. In haar handtas treft de politie een fotorolletje aan. Het blijken opnamen van een dode man te zijn.
Sacher en Ruczinski ontdekken al snel dat de dokter niet zo respectabel is als werd verondersteld. Verder duiken in het boek illegale Turken op die antiek smokkelen, junks die het op een heroïnehoertje hebben voorzien en een kweker die ook niet helemaal zuiver op de graat is. En dat voortdurend in een decor van modder, mest en natte westenwinden. Kortom, het leven is niet altijd goed in het Brabantse land.
Windhorst vertelt zijn verhaal op uiterst sobere wijze. Nuchterheid is kennelijk het parool van de auteur. Er komt geen humor aan te pas, emoties spelen bij Windhorst geen rol. Vandaar ook dat een neerslachtig gevoel niet is te onderdrukken bij het lezen van Vuile praktijken, ook al omdat de ontknoping verre van adembenemend is. Hopelijk schijnt de zon wat vaker als Sacher en Ruczinski een volgend avontuur beleven.
P.P. Windhorst - Vuile praktijken, uitgeverij BZZTôH, 208 pag.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in mei 1996
P.P. Windhorst - Indische erfenis (1997)
'Indische erfenis' heeft niets exotisch
(Door Peter Kuijt)
Natte westenwinden en flink veel modder bepaalden het beeld in Vuile praktijken, het vorig jaar verschenen thrillerdebuut van Peter Pim Windhorst. In Indische erfenis, de tweede roman van de Bredase journalist, gaat het er evenmin exotisch aan toe. Windhorsts woonplaats en de Biesbosch zijn de plekken waar zijn helden, rechercheurs Ed Sacher en Paul Ruczinski, door weer en wind rondstruinen om een moordzaak opgelost te krijgen.
Een tandtechnicus verliest zijn onderkaak én zijn leven terwijl hij zijn blaas staat te legen in het toilet van een Breda's café en het vuur op hem wordt geopend. De tandtechnicus blijkt het onschuldige slachtoffer van een afrekening te zijn. De man op wie de dader het gemunt had, vliegtuigontwerper Harko Paans, bevond zich eveneens in de toiletruimte, maar had een urinoir uitgekozen dat zich buiten het schootsveld bevond. Maar niet veel later verwisselt Paans - ongewild - toch het tijdelijke met het eeuwige. Zijn stoffelijk overschot wordt aangetroffen in een van de vele kreken in de Biesbosch.
Als Sacher en Ruczinski de moord op zowel de tandtechnicus als Paans willen onderzoeken, krijgen ze gezelschap van BVD-agente Marjon Fluitsma. Volgens haar is Paans, die een chantabel verleden had vanwege enige onfrisse daden tijdens de politionele acties, vermoord door twee Duitsers in opdracht van de KGB.
Ruczinski laat zich - ook letterlijk - inpakken door Fluitsma, maar Sacher denkt het zijne van haar nevelige complottheorie. Toch jagen ze gezamenlijk op de twee Duitsers die flink huishouden in West-Brabant. Als het in het centrum van Breda fout loopt, wordt Sacher van de zaak gehaald. Hij moet zich concentreren op de Kroeglopers, een crimineel trio dat al een tijd lang cafés overvalt. Door enig toeval krijgt Sacher toch weer te maken met de zaak-Paans en uiteindelijk krijgt hij het gelijk aan zijn zijde.
Windhorst verstaat de kunst om rond een betrekkelijk eenvoudige intrige een uiterst warrig verhaal te breien. De auteur laat regelmatig de rode draad vallen om kleine verhaaltjes te starten, die wel een kop maar geen staart kennen. Zo laat hij een jongen de Grote Kerk in Breda beklimmen die daar het slipje van zijn oudere minnares aan de torenspits moet hangen. Het wordt niet duidelijk of de man in zijn poging slaagt. Hoe het met de Kroeglopers afloopt, laat Windhorst ook in het midden. En zo lopen er nog wel meer figuranten rond die er niet echt toe doen. Het maakt van Indische erfenis, geschreven door een verre van enthousiaste woordkunstenaar, een moeilijk te verteren last.
P.P. Windhorst - Indische erfenis, uitgeverij BZZTôH, 223 pag.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in november 1997
Suzanne Visser - De Vismoorden (2000)
Een vlinder van vlees en bot
(Door Peter Kuijt)
De een ligt erbij als een tonijn in een etenskom op een rotspartij, klaar om opgediend te worden. De stoffelijke resten van de ander zien eruit als een vlinder van vlees en bot. Nog zes slachtoffers worden in augustus 1997 in en rond Tokio als opengesneden rauwe vis aangetroffen. Allen zijn gefileerd met een yanagi-ba, een lang, vlijmscherp mes.
De reeks verre van natuurlijke sterfgevallen staat al snel bekend als De Vismoorden. En zo heeft Suzanne - what's in a name? - Visser ook haar eerste roman 'over Japan en criminaliteit' genoemd. Visser (1957), beeldend kunstenares en schrijfster, woonde en werkte tien jaar in het land van sushi en karaoke, voordat ze zich in Amsterdam vestigde. Acht jaar geleden verscheen van haar hand De pracht van het dagelijks leven, een bundel met verhalen over Japan.
Omdat de slachtoffers van de virtuoze slager met de yanagi-ba geen van allen Japanners zijn, wordt er een internationaal team van politiemensen samengesteld. Zeven inspecteurs en criminologen uit België, Mexico, Italië, Australië, de VS, Duitsland en natuurlijk Nederland nemen de zaak in handen. De ploeg staat onder leiding van de stijve en norse commissaris Ichiro Mochizuki.
De interactie tussen de politiechef en de 'buitenlanders' is aantrekkelijk voor de lezer die kennis wil nemen van de cultuurschokken die zich over en weer voordoen, maar hinderlijk voor diegene die op een spannend verhaal zit te wachten. Vermakelijk zijn de botsingen tijdens de vele vergaderingen die aan De Vismoorden worden gewijd. Om de teambuilding te versterken, worden er onder leiding van een psychologe diverse spelletjes gespeeld ('wat is jouw bijnaam?') alvorens aan het echte werk kan worden begonnen.
Leuk ook om te weten dat Japanse rechercheurs anders ondervragen dan westerse, die wel doorzagen, maar het schiet niet echt op. Visser beschrijft de handel en wandel van de diverse politiemensen op een dermate zakelijke wijze, dat geen van de zeven echt gaat leven. Ontluikende relaties worden verder niet uitgediept. Alleen voor de Duitse agente Bettina Welt, die in een dagboek haar gevoelens prijsgeeft, kunnen we enige sympathie opbrengen.
Pluspunt zijn Vissers beschrijvingen van de soms onbegrijpelijke Japanse tamagochi-cultuur. Maar verder blijft het een doodse roman, niet in de laatste plaats door Vissers verre van hartstochtelijke stijl. Spanning ontbreekt ten enen male. Het team krijgt de dader uiteindelijk te pakken, maar een verrassing blijkt deze yanagi-ba-goochelaar niet te zijn. Het enige wonderlijke aan deze roman is dat de vertaalrechten al aan Frankrijk en Duitsland zijn verkocht.
Suzanne Visser - De Vismoorden, uitgeverij Atlas, 272 pag.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in maart 2000
Jacob Vis - De Jacobijnen (1997)
Figuranten ontnemen zicht op Jacobijnen
(Door Peter Kuijt)
Hoofdstuk 1 van Jacob Vis' nieuwste thriller De Jacobijnen is nog geen drie zinnen op weg als er - letterlijk - een kop rolt. En enkele hoofdstukken later zijn we getuige van een rauwe seksscène, waarbij de plasseksposter van het Groninger Museum verbleekt tot een lieflijk familieportretje. Kortom, net als zijn voorgaande boeken is ook deze 'Vis' niet bij uitstek geschikt voor teergevoelige lezerszieltjes. Maar ook fans van 'de harde lijn' zullen na lezing niet geheel tevreden het boek dichtklappen.
In De Jacobijnen jaagt Vis de anders toch zo stoïcijnse Zeeuwen de stuipen op het lijf. Tijdens de feestelijke opening van het stuurhuis van de Oosterscheldedam springt een zware ruit. Een oud-minister, een architect (de onthoofde ongelukkige uit hoofdstuk 1) en een cameraman komen om. Een aanslag van een groep terroristen, die zich bekendmaakt als de Jacobijnen (nee, niet als eerbetoon aan de auteur Jacob Vis...). De groep dreigt bij springtij het grootste project in de Deltawerken op te blazen en een herhaling van de watersnoodramp van 1953 te creëren, tenzij Nederland met 200 miljoen dollar over de dam komt.
De BVD en de Zeeuwse politie jagen verwoed op de terroristen, eerst apart maar later toch met vereende krachten. Inspecteur Dick Tacona uit Middelburg achterhaalt in het broeierige Belfast dat twee voormalige IRA-leden vlak voor het bestand aldaar uit Noord-Ierland zijn gevlucht en voor het laatst in Zeeland zijn gesignaleerd. De conclusie is snel getrokken: deze twee IRA-dissidenten behoren tot de Jacobijnen. Een IRA-activist die levenslang uitzit in de beruchte 'Maze'-gevangenis moet uiteindelijk de Nederlanders helpen de Jacobijnen in de kraag te vatten.
Ondanks de wat ongeloofwaardige elementen moet de bovenstaande verhaallijn toch een spannend avontuur opleveren, zou je zo denken. Maar Vis, die de ene overbodige dode na de andere uit zijn tekstverwerker tovert, haalt de angel uit het verhaal door te veel zijpaden in te slaan. Als lezer het spoor bijster raken is niet zo'n ramp, als daar ter genoegdoening dan een tevredenstellende ontknoping tegenover staat. Helaas, de finale met een potsierlijke scène met IRA-helikopters op de dam als dieptepunt, is een zware tegenvaller. En dan al die karakters: naast de 36 (!) 'belangrijkste personages' plus de Ierse bastaardhond Freud die aan het begin worden voorgesteld, komen nog tal van andere onbelangrijke bijrolspelers om de hoek gluren. Zelfs inspecteur Ben van Arkel uit De bidsprinkhaan wordt - weliswaar in visionaire toestand - opnieuw opgevoerd. Figuranten ware een betere titel voor deze 'Vis' geweest, als Arnon Grunberg niet onlangs een gelijknamig boek had uitgebracht.
Jacob Vis - De Jacobijnen, uitgeverij Ellesy, 382 pag.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in april 1997
R.L. Stine - Bijgeloof (1996)
Truttig 'bijgeloof' pakt wreed uit
(Door Peter Kuijt)
De proloog van de thriller Bijgeloof is nog niet eens ten einde of we hebben onze eerste portie uitgedrukte oogballen en geknakte ruggengraat al te verstouwen gekregen. De Amerikaanse auteur R.L. Stine, die eerder een serie Kippevel-boeken voor kinderen schreef, weet nu ook volwassen lezers de stuipen op het lijf te jagen.
Aan de andere kant haalt Stine's Bijgeloof - vaker dan ons lief is - nog niet eens het niveau van de saaiste damesroman. Dat is bijvoorbeeld wanneer de hoofdpersoon, studente Sara Morgan, verliefd wordt op professor Liam O'Connor. Dan sijpelt de truttigheid van de pagina's. Er gaat geen ontmoeting tussen de twee tortelduiven voorbij, of 'Sara voelt haar wangen weer warm worden'. Van die zinnen, dus.
Er is trouwens geen enkele reden voor Sara om zich zo als een bakvis te gedragen. Want wij lezers hebben natuurlijk al snel door dat die O'Connor geen knip voor z'n geleerde neus waard is. De hoogleraar culturele antropologie laat namelijk zijn leven leiden door z'n orthodoxe bijgeloof - hij gooit kilo's zout over zijn linkerschouder en hyperventileert als hij een zwarte kat ziet - en dan weten we meteen: dat kan niet goed gaan.
Maar dromende Sara heeft dat dus niet door. Zwijmelend fladdert ze over het universiteitsterrein. Het deert haar niet als een vroegere vlam van O'Connor verhaal komt halen. Ze raakt ook niet bezorgd als er nog wat meer ruggengraten worden geknakt en ingewanden worden uitgerukt op en in de omgeving van de campus. Pas aan het eind keert onze Sara 'down to earth' en moet ze zich danig weren in een spannende finale die de ware liefhebber van pure horror moet aanspreken. Als die dan tenminste nog wakker is...
R.L. Stine - Bijgeloof, uitgeverij BZZTôH, 364 pag.
Deze recensie werd in gepubliceerd in november 1996
Ashe Stil - Moordenaarsloon (1997)
Waterschout mept weer flink om zich heen met hartsvanger
(Door Peter Kuijt)
Waterschout Willem Lootsman, een creatie van de historicus Ashe Stil, moet flink aan de bak. Uitgeverij Conserve heeft namelijk gelijktijdig twee avonturen op de markt gebracht, waarin deze rechtschapen rijksambtenaar uit de Gouden Eeuw opnieuw onfrisse zaken moet zien op te lossen.
In Moordenaarsloon, het zevende avontuur van Lootsman, moet de opsporingsambtenaar de schuldige van de gifmoord op een zeeman en zijn vriendin zien te vinden. De zeeman was zojuist teruggekeerd van de walvisjacht in de Noordelijke IJszee. Tijdens de reis was een man opzettelijk op het ijs bij Spitsbergen achtergelaten. Met niet aflatende ijver volgt Lootsman diverse sporen, die hem uiteindelijk brengen naar de landerijen buiten het immer nevelige Amsterdam, waar boeren van hun akkers worden verjaagd. Daar komt hij tegenover de brute Zwarte Commandeur te staan, die Lootsman slechts met uitbundig gebruik van zijn hartsvanger kan weerstaan. Maar dan heeft de waterschout nog niet het brein achter al dit geweld te pakken...
In Stils achtste detective, Het verraad van Nieuw Amsterdam, maakt Lootsman met het schip De Eendracht de oversteek naar het stadje dat wij nu veel beter kennen als New York. Zijn avontuur speelt zich de hele tijd aan de overkant van de grote plas af. De ondertitel Spannende avonturen (...) in de Amsterdamse haven (...) op de kaft verdient dan ook enige correctie.
In de zeventiende eeuw was Nieuw Amsterdam nog een Hollandse kolonie, waar zowel de Fransen als de Engelsen op aasden. Lootsman onderzoekt de smokkel van donderbussen en achtpondskanonnen naar deze Nieuwe Wereld. En wie verstrekt er in het geniep rum aan de indianen, waar ze zo wild en onberekenbaar van worden? En wat heeft de van een houten rechterbeen met zilverbeslag voorziene Hollandse gouverneur Pieter Stuyvesant hier mee te maken?
Ook nu moet de waterschout, gebruikmakend van zijn 'vriend' de hartsvanger, meermalen het vege lijf zien te redden. Zelfs die mooie agente die namens de Staten-Generaal een geheime missie uitvoert, blijkt niet zo vriendelijk als de netjes getrouwde Lootsman zich had voorgesteld.
De detectives van Stil zijn aangenaam en makkelijk te verorberen lesmateriaal voor diegenen die het een en ander van de omstandigheden in de Gouden Eeuw te weten willen komen: het zal allemaal best historisch verantwoord zijn. Het thrillerelement laat evenwel te wensen over: de ontknoping is al van verre te ontwaren.
Ashe Stil - Moordenaarsloon; Het verraad van Nieuw Amsterdam, uitgeverij Conserve, resp. 185 en 193 pag.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in maart 1997
06 mei 2007
Harry Stein - Het Protocol (1995)
Leesvoer voor oncologen
(Door Peter Kuijt)
Hoofdpersoon in Het Protocol is Daniël Logan, een bijzonder toegewijde (lees: tot in de uiteinden van zijn stethoscoop ambitieuze), jonge arts. Hij krijgt én grijpt de kans deel te nemen aan een tweejarige opleidingsprogramma aan het gezaghebbende American Cancer Institute (ACI). Logan denkt baanbrekend kankeronderzoek te kunnen gaan verrichten, maar in werkelijkheid laten de elkaar naar het leven staande ACI-bobo's hem (en vele andere nieuwelingen) de rotklussen opknappen: rondes lopen langs talloze patiënten. Een vertwijfelde collega van Logan: 'Mogen we verdomme alweer thermometers in achterwerken steken, nou vraag ik je!'
Logan houdt echter de hoop een alternatief behandelingsplan, een protocol, te kunnen ontwikkelen. Hij begint daaraan samen met de ACI-eerstejaars Sabrina Como en John Reston en op weg geholpen door vooroorlogse aantekeningen van een Japanse wetenschapper die Logan tijdens een werkbezoek in een Duits lab heeft ontdekt.
De sfeer op het ACI wordt al snel grimmiger als de groep-Logan positieve resultaten boekt met het behandelingsplan, dat onder de naam Verbinding-J door het leven gaat: vier aan kanker lijdende vrouwen die eigenlijk al opgegeven waren, voelen zich snel aanmerkelijk beter. Dat duurt echter niet lang: drie van de vier vrouwen overlijden na enkele dagen onder onopgehelderde omstandigheden. Logan en Como worden van het ACI getrapt, Reston mag blijven omdat de schijterd openlijk afstand neemt van het alternatieve behandelingsplan. De eerste twee, die het niet alleen in wetenschappelijk opzicht uitstekend met elkaar kunnen vinden, behouden hun geloof in het protocol en blijven daarmee ook buiten het ACI in de weer.
Wat volgt is een weinig imponerend verslag van hun vorderingen en tegenslagen, doorspekt met talrijke medische termen: voor de doodgewone thrillerliefhebber moeilijk te verteren, maar voor oncologen zal het lezen als een trein.
Ondertussen vallen er hier en daar slachtoffers: Reston en een jonge ACI-collega plegen zelfmoord of worden vermoord - Stein mag weten waarom. Ook voert de schrijver een doodzieke, naar genezing snakkende First Lady op, kennelijk met de bedoeling het voltage wat op te voeren. Hetgeen mislukt: de 'spanningsopbouw' van Het Protocol heeft de scherpte van een iets te vaak gebruikt scalpel...
Harry Stein - Het Protocol, uitgeverij A.W. Bruna, 320 pag.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in juni 1995
Bert Spoelstra - Vuil geld (1997)
Frustraties blijven Bert Spoelstra dwarszitten
(Door Peter Kuijt)
Thrillerauteur Bert Spoelstra, in het dagelijks leven als rechercheur werkzaam te midden van het bronsgroen eikenhout, is nog steeds van slag door de reorganisatie van de Nederlandse politie. Dacht je dat zijn held, rechercheur Ruud Hendriks, tijdens voorgaande avonturen al genoeg had gemopperd over het samengaan van rijks- en gemeentepolitie, in Spoelstra's zesde thriller, Vuil geld, kankert hij er immer flink op los.
En reken maar dat Spoelstra zelf er niet minder genuanceerd over denkt: 'De meningen die geuit worden (...), zijn geen objectieve waarheden. Ze geven echter wel bestaande stemmingen en protestgevoelens weer en zijn in die zin echt', waarschuwt de auteur in het voorwoord.
Er wordt inwendig gevloekt, diep gezucht, uitbundig gesnauwd en onbeheerst uitgevaren dat het een lieve lust is. Wat een trammelant in politieland. Je zou bijna vergeten dat Ruud Hendriks een corruptieonderzoek dient te verrichten bij een groot chemieconcern in het Limburgse. En dat terwijl de provincie al heel wat te stellen heeft met (de berechting van) foute bestuurders.
Hendriks schakelt zijn oversekste collega Harrie Lemmen in, die wat tieren betreft eveneens zijn mannetje staat. Het duo doet een verhoortje hier en een invalletje daar. Snel wordt duidelijk dat er lieden zijn die op een falen van het rechercheonderzoek aansturen. Ondertussen 'valt' er een ongelukkige ziel van een naftakraker en boort een andere stakker zich met zijn auto in een vrachtwagencombinatie. Maar opgewonden raken we er niet van.
Dat Spoelstra nog hevig gefrustreerd is over de reorganisatie van de Hermandad, het zij hem vergeven. Maar een 'authentieke politieroman' gebruiken om daarover te pas en te onpas je ongenoegen te ventileren, is geen oplossing: de lezer zal het namelijk worst wezen. Het boek had beter af geweest met een soepeler schrijfstijl, meer spannende wendingen en een intrigerend plot. Wellicht kunnen Spoelstra én zijn redacteur bij de uitgeverij hier in het vervolg aan denken.
Op de achterflap heet Vuil geld een zeer levensecht geschreven roman' te zijn. Zo saai zal het bij de politie toch niet zijn?!
Bert Spoelstra - Vuil geld, uitgeverij De Boekerij, 208 pag.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in mei 1997
Mary-Ann Tirone Smith - Een Amerikaanse moord (1998)
Beetje gênant voor Clinton
(Door Peter Kuijt)
'Hij heeft zijn gebreken, maar dat geldt voor alle mannen van zijn slag, nietwaar? Macht gaat gepaard met sterke seksuele impulsen. Zijn kiezers zouden er de voorkeur aan geven dat hij niet in verlegenheid werd gebracht.'
Dit citaat uit Een Amerikaanse moord, het thrillerdebuut van de Amerikaanse schrijfster Mary-Ann Tirone Smith (eerder schreef ze drie 'gewone' romans), slaat níet, ik herhaal: níet op William Jefferson Clinton. De veelgeplaagde president, die er langer over doet uit te leggen wat hij onder 'seksuele relatie' verstaat dan de doorsnee-Amerikaan gemiddeld met 'de daad' (exclusief voorverwarmen en afkoelen) bezig is, speelt overigens wel een rolletje in het boek van Tirone Smith, die naast vier boeken ook twee jaar dienst als vrijwilligster van het Vredeskorps in West-Kameroen op haar curriculum vitae heeft staan.
Dat rolletje is bepaald geen eerbetoon aan het staatshoofd. Tirone Smith bestempelt hem als een 'poedel, maar wel een aanbiddelijke', schrijft dat Clinton baalt als hij naar een ouderavond op de school van dochter Chelsea moet, verwijt hem dat hij tijdens zijn studietijd meer aandacht had voor slempen en versieren dan protesteren tegen 'Vietnam' én dat hij Hillary de spelregels laat bepalen bij Triviant. Toegegeven, het is niets vergeleken met wat hij zich de afgelopen maanden heeft moeten laten welgevallen, maar Een Amerikaanse moord is toch wel een beetje gênant voor deze sigarenboer uit Little Rock.
Bovenstaand citaat is overigens van toepassing op de Democratische politicus Owen Allen Hall. Dit Congreslid vindt de dood tijdens een te ver doorgevoerd nummertje wurgseks in een luxueuze hotelsuite. Hij wordt aangetroffen in de armen van een niet nader geïdentificeerde, ook dode callgirl. Om hem heen ligt een berglandschap aan cocaïne, terwijl uit Halls achterwerk een 'Chinees koord' bungelt, een attribuut waarmee de lengte van de gemiddelde Amerikaanse vrijpartij aanzienlijk kan worden opgeschroefd, maar dit terzijde.
Voor Congreslid Hall ongewild het tijdelijke zegent, heeft hij zich overigens flink doen gelden. Op een literair feestje in New York weet hij niet alleen schrijfster Denise Burke te versieren, maar geeft hij haar bovendien een waardevolle tip voor een explosieve bestseller. Burke, getrouwd met een Clinton-adviseur (vandaar al die ontboezemingen over de president) is auteur van true crime-boeken vol waargebeurde misdaadverhalen. Haar boek over O.J. is een succes, evenals de pil over haar ex-collega, een sportjournalist die uiteindelijk een seriemoordenaar blijkt te zijn.
Hall vertelt Burke over de moord op drie leden van een gezin in zijn geboorteplaats, het industriestadje New Caxton. Een jonge zwarte football-speler zit voor deze slachtpartij levenslang in de gevangenis. Volgens Owen Hall was zijn proces slechts schijn en is de jonge sportman gebruikt als zondebok.
Burke ontdekt in het door een recessie getroffen slaapstadje dat er inderdaad een luchtje zit aan de drievoudige moord. Corruptie blijkt er welig te tieren en niemand is wie hij/zij zegt te zijn, zelfs het eerbiedwaardige Congreslid niet. Maar haar naspeuringen in New Caxton brengen ook gevaar voor Burke met zich mee. Slechts met de hulp van haar seksbeluste vriendin Poppy Rice, die de scepter zwaait over het forensisch lab van het FBI, en haar man (als hij zich even niet met Clinton bemoeit), weet ze zich staande te houden.
Een Amerikaanse moord moet het vooral hebben van de messcherpe en van meedogenloos cynisme zwangere dialogen. Liefhebbers van zwarte humor komen volop aan hun trekken. Een echte pageturner, zoals de uitgever ons wil doen geloven, is het echter niet. Tirone Smith valt iets te vaak in herhaling, zet meer stapjes achteruit dan vooruit. Het boek staat niet onder hoogspanning. Voor de lezer die wacht tot zich een uitgever meldt die Monica Lewinsky's memoires gaat drukken, is Een Amerikaanse moord echter een uitstekend middel om de tijd te doden.
Mary-Ann Tirone Smith - Een Amerikaanse moord, uitgeverij Meulenhoff, 367 pag.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in september 1998
April Smith - Boven Montana (1995)
FBI-agente zoekt zichzelf en praat met regenjas
(Door Peter Kuijt)
Is er nog leven na Cagney & Lacey? Voor de Amerikaanse scenarioschrijfster April Smith wel. Nadat de twee vrouwelijke rechercheurs met de vut waren gestuurd, wierp Smith zich op het schrijven van thrillers. En met succes, Smiths debuut Boven Montana kreeg lovende kritieken in haar vaderland.
De 29-jarige FBI-agente Ana Grey speelt de hoofdrol in Boven Montana, die, hoewel de titel anders doet vermoeden, zich niet afspeelt in de dunbevolkte 'Big Sky'-staat. Grey opereert voornamelijk in Los Angeles en omgeving.
De agente is een mens naar ieders hart. Ze houdt van milkshakes en honkbal, hoopt stilletjes op een relatie met haar getrouwde collega Donnato, is daarnaast ambitieus en capabel - in het eerste hoofdstuk slaat ze, procedures negerend, in haar eentje een bankovervaller in de boeien - maar kan zich in het mannenbolwerk dat FBI heet, maar met moeite staande houden. Haar irritaties daarover reageert ze af in gesprekken met haar grootvader, die ze liefkozend 'pappie' noemt en met Bank Dicks Geheime Vermomming, een 'aangeklede' regenjas aan de kapstok in haar kantoor. De eerste luistert nooit, de laatste praat nooit terug.
In plaats van promotie, krijgt Grey een klus waaraan weinig eer te behalen valt: een enigszins verbleekte Hollywood-ster - type Liz Taylor - beschuldigt haar dokter ervan haar aan de drugs te hebben gebracht. Tegelijkertijd wordt elders in L.A. een Spaanstalige vrouw vermoord, die altijd sprak over 'haar grote nicht die voor de regering werkt', Ana Grey dus. Of deze nicht maar de zorg van haar twee bloedjes van kinderen op zich wil nemen.
Al deze ontwikkelingen voeren Grey naar de kleurrijke Latino-wijk van Los Angeles, haar geboorteplaats Santa Monica en North of Montana, een mondaine chique voorstad van L.A. Wat de vermoorde vrouw, de verlepte filmster en de dealende arts met elkaar te maken hebben, komen we enkele doden, een uitstapje naar Boston en een flinke hoeveelheid spitse dialogen later te weten. Daarnaast is Grey nog heftig op zoek naar zichzelf, want ze is bepaald niet vrij van zorgen. Herkennen we daar niet een beetje de problematische Cagney in? Of was het nou Lacey?
April Smith - Boven Montana, uitgeverij Anthos, 292 pag.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in juli 1995
Will Simon - Dood op vleugels (1995)
Scrabbelen met Will Simon
(Door Peter Kuijt)
Dood op vleugels is alweer de negende politieroman van Will Simon. Kenners van Simons oeuvre weten dat er ook nu weer een hoofdrol is weggelegd voor de dame en heren rechercheurs van kamer 119 op het Amsterdamse hoofdbureau van politie. En in dit verhaal doet tevens de hyperactieve journalist Theo van Rheenen van het dagblad de Avond opnieuw van zich spreken.
Wie wel eens de uitdaging is aangegaan om het werk van de voormalig Opsporing Verzocht-presentator van naderbij te bekijken, weet ook dat de auteur zo af en toe en hier en daar wel bijzonder creatief met de Nederlandse taal omspringt. Ook in Dood op vleugels scrabbelt Simon er ongegeneerd op los. Met zinnen als '...riep ze kwaad, met haar tanden in haar onderlip gebeten...' (doet u dat maar eens na) en 'ze liet hem vallen als een vervuilde tissue' (dat zal een klap geven), gaat de auteur voor zeker driemaal de woordwaarde.
Clichématig blijven de karakters die Simon schept: maîtresses en stewardessen hebben onveranderlijk 'vochtig glanzende zachtgroene ogen' en de criminele playboy bezit tot in lengte van dagen 'een goedgetraind lijf, staalblauwe ogen, geflankeerd door een rechte neus en een besliste mond met volle lippen'.
Simon vlecht in Dood op vleugels een ontzag inboezemend aantal verhaallijnen door elkaar: een opzienbarende kluisjeskraak (waarbij de schrijver er blijk van geeft de krantenberichten over het leegroven van 390 VSB-bankkluisjes in juni 94 goed te hebben gelezen), het te vroege verscheiden van een jonge Joegoslavische asielzoekster, de mislukte visschotel waarvan de gezagvoerder van een vliegtuig slachtoffer wordt en de juwelier die op Kreta de verzekering tracht op te lichten. Op de laatste bladzijden tovert de schrijver deze lijnen allemaal keurig netjes bij elkaar, waaruit maar weer blijkt dat Simon behalve met scrabbelen, ook wel raad weet met een ingewikkeld breipatroon.
Will Simon - Dood op vleugels; uitgeverij Fontein, 140 pag.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in december 1995
John Sandford - De insluiper (1995)
Slaapverwekkende jacht op maniak
(Door Peter Kuijt)
Met De insluiper heeft de Amerikaanse schrijver John Sandford al weer de zesde thriller afgeleverd, waarin voor 'supercop' Lucas Davenport een volgens de uitgever 'adembenemende' hoofdrol is weggelegd. Ditmaal maakt de in een Porsche scheurende en in dure pakken gehesen 'ongewone politieman' jacht op de maniak Robert Koop.
Deze psychopaat maakt al sinds enige tijd Minneapolis en omgeving onveilig. Koop jaagt op jonge, weerloze vrouwen, pikt ze op in boekhandels en lokt ze mee. Met een vlijmscherp mes rijt hij ze open, met nagenoeg hetzelfde gemak als waarmee een volleerde kampeerder zijn trekkerstentje openritst. Koop is dus het prototype van een seriemoordenaar, een onderwerp waarvan we dachten dat dat al jaren geleden door thrillerauteurs van naam was uitgekauwd en nu toch als onbruikbaar terzijde moet worden gelegd.
Om toch nog 318 pagina's te kunnen vullen, verzint Sandford er van alles bij: Koop wordt tot over z'n oren verliefd op Sara Jensen, één van zijn slachtoffers bij wie hij heeft ingebroken. Hij slaapt in haar bed als ze er niet in ligt, likt haar voorhoofd als ze er wel in ligt. Al kettingrokend bespiedt Koop haar en springt vervolgens ook niet zachtzinnig met Jensens minnaar om, wanneer deze na een onrustige maar desalniettemin plezierige nacht haar appartement verlaat.
Lucas Davenport krijgt aanvankelijk geen vat op Koop. Ook niet wanneer hij hulp krijgt van rechercheur Meagan Connell, die er wel erg op gebrand is Koop achter de tralies te krijgen. Connell lijdt aan kanker en wil voordat zij haar strijd tegen de dood moet opgeven, met eigen ogen zien dat het recht in dit geval zijn loop heeft.
Het duo Davenport/Connell hobbelt op z'n elfendertigst achter Koops spoor van opengesneden vrouwen aan. Ondertussen vecht Connell tegen de misselijkmakende bijwerkingen van de zoveelste chemotherapie, terwijl Davenport zich - in figuurlijke zin - teweer moet stellen tegen een wel zeer ambitieuze vrouwelijke politiecommissaris en zich - in letterlijke zin - een televisieverslaggeefster van het lijf moet zien te houden. Want hoeveel erotische visioenen hij van de hoogbenige tv-dame ook krijgt, hij houdt écht van z'n vriendin, de chirurge Weather Karkinnen.
De insluiper is in de verste verte geen 'pageturner', je valt er eerder bij in slaap. Het ontbeert originele wendingen en zit daarentegen vol met irritante verwijzingen naar vorige Davenport-avonturen, die voor de lezer die voor het eerst met Sandford kennismaakt, onbegrijpelijk zijn. Dat Davenport en Connell de maniak uiteindelijk te pakken zullen krijgen, staat al vanaf de eerste pagina's vast. Kortom, zelfs met het vlijmscherpe instrument van Koop in je hand, mis je de spanning om te snijden.
John Sandford - De insluiper, uitgeverij A.W. Bruna, 319 pag.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in maart 1995
S.J. Rozan - Chinatown (1996)
Detective houdt huis in porseleinkast
(Door Peter Kuijt)
De Amerikaanse S.J. Rozan is een architecte met een passie voor het spannende boek. Nadat ze een aantal bloeddrukverhogende verhalen had gepubliceerd in o.a. Alfred Hitchcock's Mystery Magazine, besloot de Newyorkse tijdelijk de tekentafel te verruilen voor de tekstverwerker om zich te wijden aan haar eerste boek.
Rozans debuut, getiteld Chinatown, ligt nu in de winkel. De heldin van de architecte is Lydia Chin, een detective die de Chinese wijk van New York even goed kent als haar moeders noedelsoep. Chin wordt ingeschakeld om een zeldzame collectie porselein op te sporen, die gestolen is uit een museumpje in Chinatown.
Samen met haar soms-compagnon Bill Smith, tevens haar los-vaste vriend, struint ze de Chinese wijk af op zoek naar de ontvreemde kopjes en schotels. Ze vinden 'gangs' als de Gouden Draken en de Main Street Boys op hun weg, evenals frauderende museumdirecteuren en een - o, cliché - verstrooide professor, die nat droomt van geglazuurd aardewerk. Ze houden huis in diverse porseleinkastjes, maar nog langer hangen ze rond in al dan niet chique eetgelegenheden.
In het begin kun je nog enige sympathie opbrengen voor de springerige Chin, maar gaandeweg begint het opgewonden standje steeds meer te irriteren. Ze tobt enorm met zichzelf, met haar gevoelens voor Bill die haar constant met rake opmerkingen weer met beide benen op de grond zet, met haar moeder en haar broers met wie ze respectievelijk in het Chinees en Engels ruziet.
Nou is dat nog allemaal niet zo erg, ware het niet dat het boek 't volstrekt aan spanning ontbeert. Als ze niet aan het eten en theeleuten zijn, springen Bill en Lydia voortdurend in taxi's op weg naar wat later alweer onbelangrijke ontmoetingen blijken te zijn. Incidenteel is er sprake van enige commotie: zo wordt Lydia Chin ondanks haar zwarte band door een aantal Gouden Draken onder handen genomen en transformeert een al te ambitieus bendelid tot een levenloos vleesgerecht. Echt indruk maakt het allemaal echter niet: Chinatown ademt de geur van jasmijnthee, ginsengkruiden en lotuswortels. Als u daar opgewonden van raakt, moet u beslist Rozans debuut aanschaffen.
S.J. Rozan - Chinatown, uitgeverij Atlas, 271 pag.
Tomas Ross - Babyface - King en de moordtransfer (1995)
Claimonderzoeker King mag blijven
(Door Peter Kuijt)
Engelbert Julius Leopold Durk. Wie zulke voornamen van zijn ouders meekrijgt, zal zich voor eeuwig schamen of zich z'n leven lang van zijn achternaam bedienen. De 45-jarige Hagenaar King doet dat laatste. Vanaf het moment dat hij op eigen kracht de voordeur openkreeg van zijn ouderlijke woning in de Schilderswijk, had hij zich King genoemd.
De ex-politieman King - gescheiden, één dochter, een vriendin 'met koolzwarte billen' - is de nieuwe held van thrillerauteur Tomas Ross. Sinds hij uit een IRT-team werd geschopt vanwege zijn wat duistere bemoeienissen met een pakketje coke, werkt King voor de verzekeringsfirma van Maup Sonnenschein en Mosje Porcelein als onderzoeker van claims waar wel eens een luchtje aan kon zitten.
In Babyface - King en de moordtransfer krijgt King te maken met een zaak in de voetbalwereld. Babyface is de bijnaam van Babi Langga, een Afrikaanse voetbalvirtuoos in dienst van de Limburgse club FC Rapide. Op een kwaaie avond loopt Babyface wel een zeer ernstige blessure op: hij krijgt een mes in zijn nier. Wie is de schuldige: een ontevreden supporter, een speler die op de plek van Babyface aast of de maffia? King daalt af naar het bronsgroen eikenhout en ontdekt dat de aanslag niet is wat-ie lijkt.
Ross leeft zich in Babyface... behoorlijk uit. Wisselt humoristische scènes en kruidige dialogen af met soms misselijkmakend geweld - zo schroomt King niet een tegenstander een balpen door de tong te steken. Om de haverklap laat Ross schilderachtige figuren opdraven, met wie hij bij tijd en wijle een actueel zijsprongetje maakt. Zoals met de bejaarde aanhangster van antroposoof Rudolf Steiner, die plotsklaps racistische taal begint uit te kramen.
Gezien zijn eigen maatstaven zal Ross met deze King geen Gouden Strop in de wacht slepen - de plot lijkt er met de haren bijgesleept. De auteur heeft met de 'claim investigator' evenwel een kleurrijk karakter aan de Nederlandse thrillerwereld toegevoegd. King mag blijven!
Tomas Ross - Babyface - King en de moordtransfer, uitgeverij Fontein, 214 pag. (genomineerd voor de Gouden Strop 1996)
Tomas Ross - Superdeal - King en de dood van een callgirl (1999)
Tomas Ross vraagt zich af
(Door Peter Kuijt)
Naast zijn serieuze 'factionthrillers' over brandende kwesties als Srebrenica, de Bijlmerramp en de roofbank LiRo, werkt Tomas Ross ook gestaag door aan zijn serie pockets rond de verzekeringsdetective King. De snel geschreven detectives vormen voor deze auteur met het hart op de tong een prachtige uitlaatklep om zijn gal te spuwen over alles wat in zijn ogen een maatschappelijke uitwas is.
Ook in Superdeal, Ross' derde 'King', gaat het weer van dik hout. De socialistische premier is in zijn ogen een hopman, een lulletje rozenwater dat al in paniek raakt als vier klojo's een jongen doodschoppen. GroenLinks en de PvdA hebben een paar 'mafkezen' binnen de gelederen die vinden dat je de georganiseerde misdaad moet bestrijden, maar wél fair.
En passant werpt King alias Ross de vraag op of na de dood van Maarten van Traa de politie zijn auto wel aan een objectief technisch onderzoek heeft onderworpen. En dan die 'zalver' van een Deetman. Had als burgemeester het anderhalf miljard tekort van Den Haag weggewerkt, maar stond binnen een jaar weer voor hetzelfde rood, en haalde een lekkende tramtunnel binnen en openbare kunst op het Lange Voorhout 'waar niemand een zak van begreep'.
Kortom, bepaald geen uitgebalanceerde stof voor fijngevoelige politiek correcte lezers. Maar ook de rechtgeaarde liefhebber van detectives zal tussen al dat verbale geweld weinig van zijn gading aantreffen. Daarvoor is het verhaal gewoon te dun.
In een Scheveningse pied-à-terre worden minister van justitie Asser en de advocate Lubbers dood aangetroffen. De politie gaat er al snel van uit dat de twee een relatie hadden en dat er sprake is van moord en zelfmoord, want het wapen wordt in Assers hand gevonden. Maar claim-investigator King, die voor een andere, delicate kwestie de handel en wandel van de bewindsman moet onderzoeken, komt al gauw tot een andere conclusie. Er spelen nog hogere belangen mee, het heeft allemaal te maken met het toedekken van een 'superdeal'. Zelfs de positie van de premier is in het geding.
Na bijna 190 pagina's heeft de Haagse detective de klus geklaard. Onderweg is er actie genoeg, bij Huis ten Bosch vliegen de kogels in het rond en er vloeit een respectabele hoeveelheid bloed. Ook onze held komt niet zonder kleerscheuren uit deze exercitie. Maar de plot blijft mager en doet te vaak denken aan de intrige van een van de Unit 13-reeksen. Waarvan Ross een van de scenarioschrijvers was, maar dit terzijde.
Voor de lezer die wel wat kan hebben, zijn Ross' gescheld, de verwijzingen naar bestaande personen (ex-super pg Docters van Leeuwen, advocaat Spong) en rondleidingen door 'hoog' en 'laag' Den Haag vermakelijk. Irritant is echter de hoeveelheid vragen die de schrijver zich stelt. De lezer struikelt over de vraagtekens. Nooit geweten dat Ross zo erg om antwoorden verlegen zat.
Tomas Ross - Superdeal - King en de dood van een callgirl, uitgeverij De Fontein, 188 pag.
Tomas Ross - Pin-up - King en de televisiemoorden (1997)
King houdt huis op Gooise matras
(Door Peter Kuijt)
Vorig jaar dong Tomas Ross met succes mee naar De Gouden Strop, de prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek. Zijn Koerier voor Sarajevo werd terecht door de jury als beste thriller bekroond. Opvallend was dat Ross met twee boeken voor de prijs was genomineerd: naast z'n Koerier... was dat Babyface - King en de moordtransfer.
Het lijdt bijna geen twijfel of Ross zal dit jaar zijn dubbelslag gaan herhalen. Zijn uitgever heeft aangekondigd dat in mei De vlucht van de 4de oktober verschijnt, waarin Ross zijn versie vertelt over de oorzaak van de ramp met de El Al Boeing op Dierendag 1992. Maar voorlopig moeten we het doen met Pin-up - King en de televisiemoorden, het tweede deel uit Ross' reeks waarin de Haagse claimonderzoeker King de hoofdrol speelt. Een stugge doorschrijver die Ross, de Henk Angenent onder de Nederlandse misdaadauteurs.
Onderzocht King in Babyface de steekpartij waarvan de Nigeriaanse stervoetballer Babi Langga het slachtoffer werd, in Pin-up krijgt de destijds oneervol ontslagen IRT-rechercheur tegen zijn zin te maken met de weerzinwekkende moord op Rosalie de Winter, ook wel bekend als Miss Venus. Deze rondborstige actrice, ster in de eindeloze soap Vreugde & Verdriet, wordt in haar Scheveningse villa op beestachtige wijze afgeslacht, waarbij haar 'afgesneden hoofd als een gruwelijke kurk in de opengesneden onderbuik wordt geduwd'.
King raakt in het tv-wereldje verzeild als hij de verdwijning en later de raadselachtige dood van zijn collega-'claim investigator' Brood (ook ex-IRT) onderzoekt. Brood had, zo blijkt later, iets van doen met schimmige figuren in Nederland Televisieland. Dat gegeven blijkt voor King het startsein om als een overspannen verkoper van lekkende waterbedden rond te hopsen op de Gooise Matras. Zijn avonturen brengen hem ook nog naar Amsterdam, het Brabantse Megen, Bloemendaal, maar uiteindelijk leidt het spoor weer naar Scheveningen, waar de finale plaatsvindt.
De King-reeks is voor Ross een handvat om te foeteren op alles wat hem maar dwarszit. Kreeg in Babyface de voetbalwereld onder uit de zak, ditmaal kankert de auteur dat 't een lieve lust is op tv-tycoons Jacques Slot en Robbie Blind, projectontwikkelaar Harry de Man en 'playbackkwijl' Hans Huizing. Het is moeilijk om hierbij niet de link te leggen naar 'echte' Nederlandse coryfeeën. Ook over het volbouwen van badplaats Scheveningen raakt Ross niet uitgemopperd. Het is een genot om te lezen. Alleen, die overdaad aan rock-'n-roll-songteksten en vragenstellerij aan de lezer, kan dat niet wat minder?
Tomas Ross - Pin-up - King en de televisiemoorden, uitgeverij De Fontein, 206 pag.
Abonneren op:
Posts (Atom)