28 januari 2021

Bruine boterhammen met appelstroop (column, 2021)


Wat is literatuur 
 



(Door Jacob Vis)

‘Wat is literatuur?’ vroeg een van mijn klasgenoten op het Coornhertlyceum een pensioenleeftijd geleden aan de kandidaatsstudent die de zieke leraar Nederlands verving.

‘Tja, daar kan niet zo maar antwoord op geven,’ zei de jongen. ‘Wat denken jullie zelf?’

‘Dick Bos,’ riep iemand.

‘Erik de Noorman,’ zei iemand anders.

‘Joop ter Heul,’ zei een van de meisjes.

‘Tom Poes,’ zei ik.

‘Jullie hebben allemaal een beetje gelijk,’ zei onze instant-leraar toen het geroezemoes in geschreeuw dreigde te ontaarden. ‘Maar niet helemaal.’ Hij moest zijn stem verheffen om er bovenuit te komen. Ik zie hem nog staan in zijn gekreukte colbertje, met dat ijzeren brilletje op het spitse gezicht dat hem een beetje op Isaak Babel deed lijken, een hand omhoog terwijl hij met de andere hand een dun boekje uit zijn tas haalde. Hij sloeg het middenin open en begon voor te lezen. ‘Luister maar. Het is van Nescio en het heet De Uitvreter.’

Binnen een minuut was de klas muisstil. Hij had een goede dictie en omdat hij het verhaal bijna uit zijn hoofd kende zag je al aan zijn gezicht wat er ging komen. Het uur vloog om. Toen de bel ging maakte niemand aanstalten om op te staan.

‘Moeten jullie niet weg?’ vroeg hij.

‘Nee meneer, lees alstublieft door,’ smeekte het mooiste meisje. Weersta dat nou eens als jonge leraar. Dat deed hij dan ook niet en hij ging verder met het verhaal over die wonderlijke kerel. De leraar aardrijkskunde van wie we het volgende uur les hadden kwam op zijn tenen de klas binnen, gebaarde naar zijn jonge collega om vooral door te gaan en ging achter in de klas zitten. Net voor het einde van volgende lesuur was het verhaal uit. We barstten los in een spontaan applaus. De student bloosde en boog, een tikje onhandig, maar duidelijk in zijn sas met het succes. ‘Dat is nou literatuur,’ zei hij. ‘Volgende week zal ik een ander verhaal van hem voorlezen.’ Het klonk alsof hij ‘hem’ met een hoofdletter uitsprak.

Waarom vertel ik dit verhaal? Ruim vijfenzestig jaar later zijn we het er nog steeds niet over eens wat literaire kwaliteit is. In haar recensie voor NRC/Handelsblad prees Elsbeth Etty in 2009 de nieuwe roman van A.F.Th ter Heijden de hemel in. Ze schreef dat ze niet kon wachten op het vervolg dat ongetwijfeld een nieuw hoogtepunt in de hedendaagse Nederlandse romankunst zou worden.

Jaap Goedegebuure schreef in de GPD-bladen dat hij het een mislukt boek vond waarin hij naast ‘kervende passages en beklemmende scènes duizenden plassen oeverloos, zich herhalend palaver’ had aangetroffen.

Twee hoogleraren literatuurkritiek c.q. moderne Nederlandse letterkunde die totaal verschillend oordelen over de een van de belangrijkste literaire gebeurtenissen van het jonge jaar 2009. Je vraagt je toch af wat de grondslagen zijn van hun vak en wat ze hun studenten leren. Als ze allebei beoordelaars voor het Letterenfonds zouden zijn (en godverdomme, misschien zijn ze dat ook wel!) en over een aanvraag van A.F.Th moesten adviseren dan zou Etty hem een jaar in een Amstelachtig hotel gunnen waar het hem aan niets zou ontbreken, terwijl Goedegebuure hem hooguit een weekje in het Biovakantieoord zou toestaan waar de auteur op een dieet van bruine boterhammen met appelstroop het gruis uit zijn manuscript mocht vegen.

Had Karel van het Reve dan toch gelijk toen hij de literatuurwetenschap in zijn Huizingalezing als ‘Het raadsel der onleesbaarheid’ met de grond gelijk maakte?

Geen opmerkingen: