22 augustus 2007

Schrijvers spreken (column, 2007)

EEN STOOFPOT VAN GEWAPEND BETON

(Door Peter Kuijt)

Sommigen schrijven slechte boeken, anderen leveren een geniale roman af. Maar door de bank genomen zijn auteurs niet de minste gesprekspartners. De gelukkigen die eind augustus in Utrecht aan tafel mogen met Nicci French, zullen dat aan den lijve ervaren. Een smakelijke conversatie met Nicci Gerrard en Sean French is altijd mogelijk, hoe beroerd de omstandigheden soms ook zijn.

Enkele jaren geleden trof ik Nicci Gerrard, gevangen in een wit korset, onderuitgezakt op een sofa in een Amsterdams hotel aan. Kort daarvoor was ze in Engeland van een paard gevallen, waarbij ze een paar botten in haar rug brak. Af en toe oprecht kreunend wist ze toch vol vuur haar soloroman ‘De onderstroom’ te promoten. Een paar maanden later was er het gesprek met Sean French op een druilerig Londens terras. Terwijl regendruppels gestaag in de cappuccino vielen, raakte French maar niet uitgepraat over zíjn soloproject ‘Dit is het begin’, ontrouw zijn en vileine kritieken. ,,Ik zal slechte recensies dragen als een man...’’


Maar leuker zijn de confrontaties met beide auteurs tegelijk. Zeker als de twee vrolijk aan het kijven slaan. Als French bijvoorbeeld wil verklappen waarover de volgende thriller zal gaan. Gespeeld verontwaardigde blikken van Gerrard zijn dan het gevolg. ,,Hij is net als zijn vader. Als die naar een film is geweest die wij nog willen zien, verklapt hij aan tafel altijd hoe het afloopt.’’

Bladerend door de elektronische knipselmap met interviews komen opmerkelijke en vermakelijke ontmoetingen met schrijvers weer aan de oppervlakte in het, zoals Thomas Harris het omschreef, ‘geheugenpaleis’:

Hoe er eerst een Ierse stew van gewapend beton moest worden verorberd, voordat de Noord-Ierse Colin Bateman over zijn thrillers wilde praten. Hoe hij uren later en wat pints verder, bleek om de neus, met de auto door de katholieke wijk van Belfast reed, want men zag zo aan hem dat hij van protestantse komaf was.

Met Ian Rankin ’s avonds aangeschoten raken in zijn stamkroeg The Oxford Bar in Edinburgh en hem de volgende ochtend proberen een fatsoenlijk interview af te nemen.

Op audiëntie bij Patricia Cornwell in Richmond, Virginia. Omringd door een hofhouding aan knipmessende medewerkers nam ze dankbaar de Oud-Hollandse drop en de Edammer kaas in ontvangst en liet ze voelen hoe zwaar haar Breitling-horloge wel niet woog. Maar naar verluidt was ze ‘not amused’ met de later opgestuurde vertaling van het interview: het ging te veel over nachtmerries, dronkenschap, rijkdom en stalkers.

Mooie herinneringen aan Dean Koontz die een dag na het interview heel genereus zijn Mercedes met chauffeur beschikbaar stelde voor een ritje door Hollywood en Beverly Hills. Santa Monica Boulevard, Rodeo Drive, je kent dat wel (of niet…).

En dan was het nog lachen om de oneliners van Harlan Coben, gepeperde uitspraken noteren van Rinus Ferdinandusse en Tomas Ross (,,Wat is het grotere belang van de moord op Theo van Gogh?’’), een hamburger eten met Peter de Zwaan, de stille Mo Hayder aan het praten zien te krijgen en de spoorbaan van Appie Baantjer bewonderen. Er is de gedachte aan Lisa Scottoline die zo had geoefend op de Nederlandse g-klank dat ze je begroette met ‘Hallo, ik ben g-g-g-gescheiden’. En Esther Verhoef die, zoals altijd bezig met research, ook de naam van de interviewer had gegoogeld: ,,Ik kon niks over je vinden.’’ Simon de Waal die niet alleen zijn tafelgenoot maar ook de rest van het eetcafé in de gaten hield. Je bent rechercheur of je bent het niet. Ja, hij wist nog wie er vijf minuten geleden het toilet achter hem binnenging: een dame met opgestoken haar.

Schrijvers, het zijn net mensen. Ik moet nodig weer eens een interview doen.

Zie ook: www.ezzulia.nl

Geen opmerkingen: