(Door Peter Kuijt)
Het lezen van een thriller van Lieneke Dijkzeul is altijd een feest. Het is genieten van haar taalrijkdom, de meesterlijke wijze waarop zij het schrijven als een ambacht beoefent. Nooit zul je je bekocht voelen met een boek van deze auteur uit Culemborg. Ook al kun je wat kanttekeningen plaatsen, zoals bij haar nieuwste thriller, er blijft zo veel goeds over.
In haar vijfde thriller Wat overblijft moet de immer beschouwende inspecteur Paul Vegter met zijn team de moord op zakenman Richard Verkallen zien op te lossen. Verkallen bestierde met zijn broer Peter een autobedrijf. Het slachtoffer bleek bij leven en welzijn niet alom geliefd te zijn. Hij had het onder meer verbruid bij zijn familie omdat hij de uit Somalië afkomstige Asli had gehuwd. Met haar kreeg hij zoon Keja, een doof en ernstig autistisch kind.
Vegter c.s. ontdekken dat Richard Verkallen de receptioniste van het garagebedrijf als een minnares er op na hield, die hij kort voor zijn voortijdig verscheiden had gedumpt. Er zijn genoeg figuren die een reden hadden om Verkallen het zwijgen op te leggen: zijn minnares, zijn gebrouilleerde familieleden of zijn ongelukkige vrouw, de discriminerende opmerkingen van haar schoonfamilie en de slaag van haar man moe. Fraai is de twist die Dijkzeul uiteindelijk aan het verhaal geeft.
Echt spannend wil Wat overblijft maar niet worden. Vegter en de leden van zijn team deduceren en combineren er op los en hobbelen door de glibbersneeuw naar een apotheose toe. Gevaar of enige mate van dreiging ontbreekt ten ene male. En soms wekt de persoon van Vegter ook wel enige weerzin op: een overmatig invoelende en meelevende politieman, waar de rechtschapenheid vanaf druipt, het is bijna ongeloofwaardig. Gelukkig blijkt later dat ook Vegter niets menselijks vreemd is.
Wat overblijft is de prachtige stijl van Dijkzeul. De dialogen tussen Vegter en collega Talsma, die zijn vrouw aan kanker dreigt te verliezen, zijn puntgaaf. Haar beschrijvingen van karakters fenomenaal. Zoals de godvruchtige min of meer dakloze, die zichzelf niet als een inbreker (oftewel crimineel) beschouwt. ,,Die spraken plat, hadden tatoeages en foute kettinkjes en ze gebruikten geweld. Hij verschafte zich toegang en controleerde vervolgens of er iets was wat de begenadigden wilden afstaan.'' En over de korte, gezette broer van Richard Verkallen noteert Dijkzeul: ,,De taille gesneuveld als gevolg van het goede leven.'' Een zin die blijft smaken.
Lieneke Dijkzeul - Wat overblijft. Uitgeverij Anthos, 284 pag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten