11 februari 2013

Goede contacten (nieuws, 2013)


De thrillerschrijver die te veel weet


Gérard de Villiers (83) schrijft vijf SAS-thrillers per jaar. Het grote publiek smult ervan: wereldwijd zijn er sinds 1965 zo'n honderd miljoen exemplaren van verkocht. En spionnen lezen ze om te weten wat er speelt in hun eigen wereld. De New York Times publiceerde onlangs een uitgebreid portret van de markante schrijver, waarvan hier een samenvatting.

In juni 2012 verscheen het pulpboek 'Le Chemin de Damas'. Op de omslag een vrouw met grote borsten, pistool in de hand. En het verhaal zelf stond bol van de achtervolgingen, explosies en acties op seksueel gebied. Toch trok dit boek de aandacht van geheime diensten en diplomaten in drie werelddelen. Het verhaal speelt zich af in de Syrische burgeroorlog en beschrijft levendig de in het nauw gedreven heerser van dat land, Bashar al-Assad, zijn broer Maher en nog een paar weinig bekende vertrouwelingen en bondgenoten. Het bevat allerlei details over een mislukte staatsgreep die gesteund werd door de Amerikaanse en Israëlische inlichtingendiensten. Het alleropvallendst: in de thriller komt een aanval voor op een commandocentrum bij het presidentiële paleis in de hoofdstad Damascus, een maand voordat er bij een aanval op diezelfde plaats verschillende topfiguren van het regime om het leven zouden komen.

Het boek is geschreven door Gérard de Villiers, een op 8 december 1929 geboren Parijzenaar, die al bijna vijftig jaar meerdere spionageboeken per jaar publiceert. De boeken hebben een opmerkelijke combinatie van eigenschappen: het zijn bestsellers én spionnen uit de hele wereld gebruiken ze om anoniem geheime informatie uit te wisselen.

De Villiers heeft een groot deel van zijn leven besteed aan het leggen en onderhouden van goede contacten met geheim agenten en diplomaten die het wel leuk vinden om zichzelf en hun geheimen in een andere gedaante terug te zien in een pulproman. Zijn boeken bevatten regelmatig nog niet eerder ergens opgedoken informatie over terroristische samenzweringen, spionage en oorlogen. John le Carré en Tom Clancy voorzien hun werk ook van realistische scenario's, maar De Villiers' boeken lopen op het nieuws vooruit en soms zelfs op de gebeurtenissen.

Bijna een jaar geleden bracht hij een boek uit over de dreiging van islamistische groeperingen in het Libië van na de revolutie, dat diep inging op jihadbestrijders in Benghazi en de rol van de CIA hierin. 'Les Fous de Benghazi' kwam zes maanden voor de dood van de Amerikaanse ambassadeur J. Christopher Stevens en bevatte ook beschrijvingen van het commandocentrum van de CIA in de Libische stad (destijds een zorgvuldig bewaard geheim), dat centraal kwam te staan in de discussies na Stevens' dood.

In andere boeken van de Fransman staan nog opvallender voorspellingen. Zo schreef hij in 1980 een boek waarin militante islamisten de Egyptische president Anwar Sadat vermoordden, een jaar voordat die aanslag daadwerkelijk plaatsvond. NYT-redacteur Robert F. Worth vroeg De Villiers hiernaar. Die antwoordde schouderophalend: ,,De Israëli's wisten dat het zou gebeuren en deden niets.''

Zijn boeken hebben De Villiers, die tijdens de kerstdagen van 2010 werd getroffen door een aneurysma van de aorta, geen windeieren gelegd. Hij bewoont een statig pand aan de Avenue Foch in Parijs. In zijn werkkamer heeft hij ruimte vrijgemaakt voor een gehurkt zittende vrouw van staal met een echte Duitse automatische geweer uit 1943 uit haar kruis. Op planken staan beeldjes van glas, ivoor en hout die allerlei standjes en orgies uitbeelden. Aan de muur hangen een kalasjnikov, een tommy gun en een winchester geweer.

Hij doet de research voor zijn boeken helemaal zelf. Voor elk boek reist hij eerst zo'n twee weken door het land waarover het gaat. Daarna heeft hij zes weken nodig voor het schrijven. De Villiers brengt zijn zomers door in een villa in Saint-Tropez. Hij is vier keer getrouwd geweest en heeft twee kinderen. Nu heeft hij een vriendin die zo'n dertig jaar jonger is.

De Villiers begon in de jaren vijftig te schrijven voor Franse kranten. Tijdens een opdracht als verslaggever in Tunesië wilde hij best iets doen voor iemand van de Franse inlichtingendienst: een boodschap afgeven aan enkele leden van de obscure conservatieve beweging 'La Main Rouge'. Hij bleek een pion te zijn in een moordplan en hij had alle geluk van de wereld dat hij het er levend van afbracht. Terug in Parijs ging hij verhaal halen bij de inlichtingenofficier, die zich totaal niet schuldig voelde.

In 1964 werkte hij in zijn vrije tijd aan een detective, toen een redacteur hem vertelde dat Ian Fleming, de geestelijk vader van James Bond was overleden. ,,Je zou het van hem moeten overnemen'', zei de redacteur. Meer aansporing had De Villiers niet nodig: de eerste SAS kwam een paar maanden later uit.

Journalist Worth sprak enkele bronnen van De Villiers. Een voormalig geheim agent gaf toe dat hij jarenlang met de auteur bevriend is geweest. ,,Als De Villiers inlichtingenfunctionarissen in zijn boek beschrijft, weet iedereen in het vak precies over wie hij het heeft.'' Op de vraag hoe het komt dat zijn bronnen zo veel onthullen, volgt een simpel antwoord van de schrijver. ,,Ze hebben altijd een motief. Ze willen dat de informatie naar buiten komt. En ze weten dat heel veel mensen, alle inlichtingendiensten, mijn boeken lezen.''

(Bron: New York Times, NRC)

Geen opmerkingen: