'Indische erfenis' heeft niets exotisch
(Door Peter Kuijt)
Natte westenwinden en flink veel modder bepaalden het beeld in Vuile praktijken, het vorig jaar verschenen thrillerdebuut van Peter Pim Windhorst. In Indische erfenis, de tweede roman van de Bredase journalist, gaat het er evenmin exotisch aan toe. Windhorsts woonplaats en de Biesbosch zijn de plekken waar zijn helden, rechercheurs Ed Sacher en Paul Ruczinski, door weer en wind rondstruinen om een moordzaak opgelost te krijgen.
Een tandtechnicus verliest zijn onderkaak én zijn leven terwijl hij zijn blaas staat te legen in het toilet van een Breda's café en het vuur op hem wordt geopend. De tandtechnicus blijkt het onschuldige slachtoffer van een afrekening te zijn. De man op wie de dader het gemunt had, vliegtuigontwerper Harko Paans, bevond zich eveneens in de toiletruimte, maar had een urinoir uitgekozen dat zich buiten het schootsveld bevond. Maar niet veel later verwisselt Paans - ongewild - toch het tijdelijke met het eeuwige. Zijn stoffelijk overschot wordt aangetroffen in een van de vele kreken in de Biesbosch.
Als Sacher en Ruczinski de moord op zowel de tandtechnicus als Paans willen onderzoeken, krijgen ze gezelschap van BVD-agente Marjon Fluitsma. Volgens haar is Paans, die een chantabel verleden had vanwege enige onfrisse daden tijdens de politionele acties, vermoord door twee Duitsers in opdracht van de KGB.
Ruczinski laat zich - ook letterlijk - inpakken door Fluitsma, maar Sacher denkt het zijne van haar nevelige complottheorie. Toch jagen ze gezamenlijk op de twee Duitsers die flink huishouden in West-Brabant. Als het in het centrum van Breda fout loopt, wordt Sacher van de zaak gehaald. Hij moet zich concentreren op de Kroeglopers, een crimineel trio dat al een tijd lang cafés overvalt. Door enig toeval krijgt Sacher toch weer te maken met de zaak-Paans en uiteindelijk krijgt hij het gelijk aan zijn zijde.
Windhorst verstaat de kunst om rond een betrekkelijk eenvoudige intrige een uiterst warrig verhaal te breien. De auteur laat regelmatig de rode draad vallen om kleine verhaaltjes te starten, die wel een kop maar geen staart kennen. Zo laat hij een jongen de Grote Kerk in Breda beklimmen die daar het slipje van zijn oudere minnares aan de torenspits moet hangen. Het wordt niet duidelijk of de man in zijn poging slaagt. Hoe het met de Kroeglopers afloopt, laat Windhorst ook in het midden. En zo lopen er nog wel meer figuranten rond die er niet echt toe doen. Het maakt van Indische erfenis, geschreven door een verre van enthousiaste woordkunstenaar, een moeilijk te verteren last.
P.P. Windhorst - Indische erfenis, uitgeverij BZZTôH, 223 pag.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in november 1997
Geen opmerkingen:
Een reactie posten