Gebabbel frustreert Manhattan Project
(Door Peter Kuijt)
De Amerikaan Joseph Kanon werkte het grootste deel van zijn beroepsleven in de uitgeversbranche, het laatst als vicepresident van de boekendivisie van uitgeverij Houghton Mifflin. Nu benadert de Newyorker de boekenbranche van de andere kant: als schrijver. Met zijn debuut Het Manhattan Project beproeft Kanon zijn geluk als thrillerauteur. Een proef die geen doorslaand succes genoemd mag worden.
Voor degenen die een meer dan gemiddeld historisch besef bezitten, zal de term Manhattan Project bekend in de oren klinken. Het is de naam van het geheime project dat tot de creatie van de atoombom moest leiden. In de lente van 1945 werd aan de vervolmaking daarvan door een team van wetenschappers, onder leiding van Robert Oppenheimer, in het stadje Los Alamos, New Mexico, dag en nacht gewerkt. De bom, die in de Engelse versie door de geleerden liefkozend als 'gadget' (snufje, apparaatje) wordt omschreven, maar in de Nederlandse vertaling als 'constructie' door het leven gaat, moest een eind maken aan de Tweede Wereldoorlog. En dat deed het ook, nadat 't 'apparaatje' was afgeworpen boven Hiroshima en Nagasaki.
Terwijl de geleerden zich met niets anders lijken bezig te houden dan met de Bom, wordt in het nabijgelegen Santa Fe het stoffelijk overschot aangetroffen van Karl Bruner, veiligheidsofficier bij het Project. Zijn hoofd is tot moes geslagen en zijn broek is tot op zijn enkels afgestroopt. Michael Connolly, als officier bij de militaire inlichtingendienst gedetacheerd, wordt naar Los Alamos gestuurd om een onderzoek in te stellen.
De eerste onderzoeksresultaten lijken erop te wijzen dat Bruner een seksuele ontmoeting had beleefd, die niet geheel volgens zijn wens was verlopen, maar Connolly achterhaalt al gauw, meer door toeval dan echt speuren, dat de moord een veel duistere achtergrond heeft. Er blijkt een lek in de beveiliging van het supergeheim geachte project te zitten. Zorgen dat de Sovjets hier de hand in hebben, steken de kop op.
Connolly wordt betaald om te onderzoeken hoe groot het gat is, maar hij vindt ook nog 'een gaatje' om een verhouding te beginnen met Emma Pawlowski, de eega van een van de wetenschappers. Die relatie komt hem nog van pas als hij aan het einde van het boek de ware slechteriken in het vizier krijgt. Maar voordat dat gebeurt, ziet hij tot zijn afgrijzen een geleerde eigenhandig de bliksem ontdekken.
Thrillers die op historische gebeurtenissen gebaseerd zijn, hebben soms gauw de neiging iets van hun aantrekkingskracht te verliezen, omdat enigszins geïnformeerde lezers toch wel weten hoe de afloop is. Maar CNN-journalist Daniel Silva wist dat met zijn eerder dit jaar gepubliceerde, op de voorbereidingen van D-Day geënte debuut De onwaarschijnlijke spion prachtig op te vangen door de spanning tot ongekende hoogten te brengen. Bij Kanon is dat niet geval: Het Manhattan Project kabbelt voort op een eindeloos lijkende stroom dialogen, die alle snelheid uit het boek halen. Op de stevig rokende kerngeleerde Oppenheimer na, komen de personages slechts amechtig tot leven. En uiteindelijk komen we de 'whodunnit' te weten, maar de plot lijkt er met de haren bij gesleept, er is niets mysterieus aan. Tel hierbij een ergerniswekkende hoeveelheid spelfouten en andere, door het zetduiveltje rondgestrooide ongerechtigheden - zo hanteert de vertaler tot vervelens toe de term 'in het snotje houden' als synoniem voor 'schaduwen' - op, dan mag geconcludeerd worden dat Kanons Project zelfs de inslag van een meeuwenflats bij lange na niet benadert.
Joseph Kanon - Het Manhattan Project, uitgeverij Meulenhoff, 487 pag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten