SLUITSTUK IN PROCES LETTERENFONDS
Donderdag 17 februari zal de Raad van State in Den Haag het hoger beroep in behandeling nemen in het proefproces dat misdaadromancier Jac. Toes tegen het Nederlands Letterenfonds voert. Het is het sluitstuk van een twee jaar durende juridische strijd.
Wat voorafging: Eind 2008 deed Jac. Toes, ondersteund door uitgeverij De Geus, een aanvraag voor een werkbeurs bij het – toenmalige – Fonds voor de Letteren. Inzet was een eind maken aan de discriminatie van misdaadauteurs bij de toekenning van subsidie. Gesprekken daarover in de voorgaande jaren tussen het bestuur van het Genootschap van Nederlandstalige Misdaadauteurs (GNM) en de directie van het Fonds voor de Letteren, in de persoon van Sylvia Dornseiffer, hadden niets opgeleverd. Aanvragen van misdaadauteurs voor enigerlei subsidie werden structureel afgewezen onder het motto 'geen literaire kwaliteit'.
De aanvraag van Toes onderging dezelfde behandeling, ook in de daaropvolgende interne bezwaarprocedure. Daarin kwam aan het licht dat de argumenten die tot het begrip 'literaire kwaliteit' leidde, zich volgens de auteur kenmerkten door ondoorzichtigheid en willekeur. De ondoorzichtigheid kwam niet alleen tot uiting in de weigering van het Fonds om inhoudelijk op de argumenten in te gaan. Ook gaf het Fonds geen inzage in de leesrapporten die tot de afwijzing hadden geleid. Slechts voor een deel maakte het Fonds bekend wie de beoordelaars waren.
Een en ander was voor Toes aanleiding om tegen dit besluit beroep aan te tekenen bij de bestuursrechter. In eerste aanleg kwam de zaak voor bij de rechtbank te Arnhem. Aan de hand van een aantal beroepsgronden, waaronder een contra-expertise van literatuurwetenschapper Gert-Jan de Vries (die overigens pas recent zijn coming-out beleefde als thrillerauteur Tess Franke), werd aan de rechter gevraagd om de aanvraagprocedure van Toes te laten overdoen maar dan met heldere en controleerbaar toegepaste beoordelingscriteria en onafhankelijke en onbevooroordeelde deskundigen op het terrein misdaadliteratuur. De Arnhemse rechtbank oordeelde anders: medio 2010 werd Jac. Toes op alle punten in het ongelijk gesteld.
Omdat in deze kwestie het belang van een beroepsgroep in het geding was én omdat er een aantal principiële vragen aan de orde werd gesteld, was de gang naar de Raad van State als hoogste rechtsorgaan de meest logische vervolgstap. Aan de hand van zes bezwaargronden werd beroep aangetekend tegen de beslissing van de Arnhemse rechtbank.
Begin december echter kwam van het Letterenfonds de verrassende mededeling dat er, in samenspraak met het GNM twee genre-experts werden aangezocht om de subsidieaanvragen van misdaadromanciers te beoordelen. Tevens liet men weten dat er genrespecifieke criteria zouden worden ontwikkeld die, naast literaire criteria, bij de beoordeling zouden worden gehanteerd. Daarmee is, nog vóór de zitting, aan twee bezwaargronden in het hoger beroep tegemoet gekomen. Mede als steun in de rug voor de veranderingsgezinde stroming binnen het Letterenfonds, zal de Raad van State wellicht weinig moeite hebben om een overeenkomstig besluit te nemen in de bezwaarprocedure.
Toch blijft er volgens Toes een aantal principiële kwesties over die zijn verwoord in de overige bezwaargronden zoals: de weigering van het Letterenfonds om inhoudelijk in te gaan op afwijzingsgronden, het negeren van de contra-expertise, het onduidelijke en vooral willekeurige karakter van de beoordelingscriteria, de ondoorzichtige toepassing daarvan en de (schijn van) belangenverstrengeling van twee beoordelaars.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten