19 april 2019

In reactie op uw schrijven... (column, 2019)


Zielig zelfbeklag 



(Door Tomas Ross)


Je kon er op wachten, op de Calimero-reactie die schrijfster Mariska Overman op mijn Facebook plaatste over de longlist voor de Gouden Strop dit jaar. Zogenaamd ironisch verpakt, maar zinderend van de frustratie: Goh, niet slecht, 7 van de tien namen zijn man. En dat ondanks de grote schare pennende kwebbelkutjes. (Overman en Saskia Noort reageerden woedend op mijn stukje over de door Peter Kuijt gesignaleerde vertrutting van de Nederlandse thriller in de foutieve veronderstelling dat ik hen kwebbelkutjes noemde).

7 namen zijn man. Stilistisch al geen hoogstandje. Ondanks de grote schare pennende kwebbelkutjes. Ah, daar is-ie weer: Kwantiteit als ijkpunt. Zo ongeveer de gedachtegang van Noort; wanneer je 200.000 boeken of meer verkoopt, móét je wel goed zijn. (zie ook de verkoopcijfers van Mao’s Rode Boekje of die van Mein Kampf). Kortom, de jury van de Strop had de ingezonden boeken niet hoeven te lezen, alleen maar geblinddoekt à la Ezeltje Prik met 10 dartpijltjes naar de lijst van de auteurs moeten werpen. Statistisch zeker ‘7 namen zijn vrouw.’

Het is de bekende drogreden maar bovenal een belediging voor de jury die godmagweten hoeveel uur besteedde aan het doorploeteren van al die thrillers of wat daar voor doorgaat. Ik ben niet zo pro jury, zeker niet in het geval van de Strop waar bij gebrek aan keuze voortdurend dezelfde namen opduiken (en dus dezelfde voorkeuren) , maar dit jaar, zoals ook eerder, zijn het drie vrouwen en twee mannen die de keuze bepalen. En dan toch goddomme zeven mannen selecteren ! Die drie afvallige ‘zusters’ zullen dus wel onderdrukt en ‘niet weerbaar’ zijn.

Een mens wordt er doodmoe van. Van dat getalscriterium. De Grote Gemene Deler. En van dat zielige zelfbeklag. Het gaat natuurlijk maar om één ding, en dat is niet het aantal of het geslacht maar de kwaliteit, hoe subjectief daar onvermijdelijk ook over wordt geoordeeld. Ik zal de laatste zijn om te ontkennen dat er in sommige sectoren sprake is van een Glazen Plafond maar niet – zie de aantallen schrijfsters, redactrices, uitgeefsters en dus ook vrouwelijke juryleden – in het boekenwereldje.

Wat Kuijt en ik signaleerden valt echter evenmin te ontkennen, namelijk dat met méér thrillerauteurs, vrouwen én mannen, ook de hoeveelheid vertrutting en bagger toeneemt. Helemáál ongelijk had Connie Palmen (een vrouw) dan ook niet toen ze indertijd Saskia Noort (andere vrouw) aanviel dat thrillers géén literatuur zouden zijn. Al had ze dat genuanceerder kunnen brengen, sommige thrillerauteurs worden wel degelijk als literatoren beschouwd (Le Carré, Highsmith (een vrouw), Sjöwall (vrouw) & Wahlöö, Graham Greene), en veel zogenaamde literaire auteurs schrijven net zo hard bagger. (Sommigen beweren ook Connie Palmen). Wat dat betreft, lees Lieneke Dijkzeul (vrouw en prachtige thrillerschrijfster) in haar recente bijdrage op deze blog: En, laten we wel wezen, er verschijnt nog steeds een verdomde hoop pulp.

Zo is het. Van mannen en van vrouwen.

Overman verwijt mij niet meer gereageerd te hebben op haar stukje: Knuppel in het hoenderhok gooien en vervolgens zwijgen. Makkelijk.

Het leek mij eerder wijs . Tegen iemand die als argument aanvoert hoe goed haar boeken wel niet zijn en hoeveel sterren VN eraan gaf, is net zo min kruid gewassen als tegen het zelfbeklag van Calimero.

En wellicht ten overvloede: ik schreef samen met Karin Slaughter, met mijn goede vriendin Maj Sjöwall, met mijn andere goede vriendin Corine Hartman die ik onderbracht bij de Bezige Bij, ik begeleidde Anya Niewierra en wijlen Jackie Lourens-Koop, mijn uitgever is een vrouw met wie ik prima samenwerk, ik trek (figuurlijk) aan Nausicäa Marbe, ik ben een bewonderaar van schrijfsters als Lieneke Dijkzeul, Ruth Rendell en Patricia Highsmith, ik push tijdens workshops vooral ook vrouwen, én ik ben bevriend met Ciska Dresselhuys.

Need I say more?

Geen opmerkingen: