21 april 2019

De Thriller Twaalfdaagse! #12 (column, 2019)



Blonde Dolly 



(Door Roel Janssen)


‘Kreig nauh wat!’ riep de grondwerker. ‘Daar leg een leik.’

Leunend op zijn schop keek hij naar de ledematen die uit de rioolbuis staken. Twee voeten. Twee kuiten.

‘Kom es keikeh’, wenkte de man naar zijn maat, ‘We hebben een leik in de buis.’

Met zijn tweeën bogen ze zich over de lugubere vondst. ‘Dit kenne wij niet oplosseh. Daar moet Pim bij komen’, besliste de maat.

Al maandenlang waren de grondwerkers bezig met werkzaamheden om de riolering te vernieuwen in de Prins Bernardlaan, een brede straat met bomen in een voorname wijk van Den Haag. De straat was veranderd in een reusachtige zandbak en er werden nieuwe rioleringsbuizen aangelegd, waarop de afvoerbuizen van de woonhuizen aangesloten moesten worden.

De opzichter kwam erbij. Hij was een man van achter in de dertig die een rood hesje droeg en een hardplastic helm op zijn hoofd had. Op zijn jack zat een naambordje: Pim Fortuin. ‘Theo?’ zei hij in zijn mobiele telefoon. ‘Eh. Ja. Kom even kijken. Tegenover nummer 24.’ Theo van Goch was als ingenieur van de gemeente belast met het rioolproject.

‘Zullen we we hem er uit trekken?’ stelde Van Goch voor, nadat hij de wonderlijke situatie van de twee benen die uit de rioolbuis staken, van alle kanten bekeken had.

‘Haar, zul je bedoelen. Het zijn vrouwenbenen. Kijk maar naar wat er tussen zit’, reageerde Fortuin.

‘Wat weet jij van wat er tussen vrouwenbenen zit?’

Fortuin negeerde de opmerking. ‘We moeten de politie erbij halen. Of de AIVD’, zei hij.

‘Vergeet het. We lossen dit zelf op. Laat die jongens eerst nog wat graven’, zei Van Goch beslist. Hij wenkte de twee grondwerkers die leunend op hun schop stonden toe te kijken.

De mannen groeven de rioolbuis verder uit. Met een klap van een moker sloegen ze het betonnen uiteinde aan gruzelementen. Er kwamen meer lichaamsonderdelen tevoorschijn. Onmiskenbaar een vrouwenlichaam.

‘Heb jij gelijk’, zei Van Goch.

‘Wat doen we met haar?’

De gemeente-ingenieur keek Fortuin meewarig aan. ‘Heb jij wel eens een detectiefje gelezen? Ik lees graag van zulke boeken. Je hebt ze zo uit.’

Appie Baantjer, zeker. Die verdiende zo veel met zijn boeken dat hij in deze buurt een huis had kunnen kopen.'

‘Ja, maar Appie Baantjer is dood en hij woonde in Medemblik.’

Zwijgend stonden ze in het zand. Gebiologeerd keken ze naar de rioolbuis die bij stukjes en beetjes verder open gehakt werd.

‘Jezus Christus, ik moet een slok water hebben’, zei Van Goch. Hij maakte een gebaar alsof hij moest overgeven.

‘We kunnen er wel van uitgaan dat die vrouw niet vrijwillig in een rioolbuis is gekropen, maar dat er sprake is geweest van een ongelukje in huiselijke kring’, redeneerde Fortuin. Hij lachte sardonisch.

‘Moord op een vrouw. Typisch iets voor een plot van een van de Moordwijven’, zei Van Goch. Ter verduidelijking: ‘Zo heet een groep vrouwen die spannende boeken schrijven.’

Er kwam een man aanlopen over het plankier dat de opgebroken stoep verving. Een magere, wat oudere man met een hond aan de lijn en een sigaret in zijn mond. Borstelige wenkbrauwen boven priemende ogen.

‘Jij bent de kenner. Wie zou zo’n plot nou kunnen verzinnen?’ vroeg Fortuin.

‘Oh, genoeg. Er zijn best veel goede Nederlandse spannendeboekenschrijvers. ‘Ik heb gehoord dat hier ergens in de straat ook zo’n schrijvertje woont’, zei Van Goch.

‘Je meent het. Ik lees die rommel niet. Maar bij de Bruna op het station zie ik altijd boeken van Suzanne Vermeer liggen. Ken je haar?’

‘Suzanne Vermeer bestaat niet. Ze was een man en ze is al twintig jaar dood.’

‘Hoe kan dat nou?’

‘Ik heb gehoord dat een computer haar boeken schrijft.’

De man met de sigaret in zijn mond bleef stil staan bij de rand van de opengebroken straat. Hij was een rijzige gestalte en had een doorleefd gezicht. Het was duidelijk dat hij veel rookte en dronk.

‘Goedemiddag heren’, zei hij tegen Fortuin en Van Goch die een halve meter beneden hem in het zand stonden. Met zijn hand maakte hij een gebaar alsof hij salueerde. De hond trok aan de riem. ‘Hierrr, Bernard’, zei de man. Daarna, tegen de mannen met de rode hesjes: ‘Schiet het een beetje op? Ik kan godverdomme al weken niet fatsoenlijk mijn eigen huis in of uit en mijn auto moet ik aan de andere kant van de stad parkeren!’

‘Het is een klus, meneer, tot na de zomer zijn we bezig. De gemeente is niet scheutig met geld en daardoor hebben we te weinig mensen aan het werk.’

‘Ik kan niet de hele dag opgesloten in mijn huis zitten te schrijven.’

Van Goch nam de man onderzoekend op. ‘U bent toch niet…’, begon hij.

‘Ja. Ik ben het schrijvertje. En mijn uitgeefster zit me verdomme constant achter mijn broek, alsof ik een valse nicht ben.’

‘Dat wil zeggen’, probeerde Fortuin, ‘we hebben zojuist…’

De man onderbrak hem. ‘Eerst moest ik mijn trilogie over koningin Wilhelmina afmaken. Nu ben ik bezig met een zesdelige serie over generaal Spoor. Weet u wie dat was? Vast niet. Spoor was de Nederlandse generaal tijdens de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië. Gestorven, ik bedoel vergiftigd nadat hij een bord nasi had gegeten. Daarna…’

‘Mijnheer...’

‘… de Mabel-reeks, een variant in vier delen op de Bouquet-reeks, hahaha. En dan de Zorreguieta-papers.’

‘… we zijn gestuit op…’

‘Ja, lullen jullie maar. Lullen en poetsen. Schiet nou eens op met die klus in de straat. En ik maar schrijven. Wisten jullie dat prins Bernhard in de oorlog in Argentinië is geweest en gelogeerd heeft op een boerderij, of hoe heet zo’n ding daar, een estancia, van de minnaar van Eva Perón? Die man heette Zorreguieta. Afijn, Bernard logeert daar, god weet waarom, maar dat doet er niet toe, mijn vriend Gerard Aalders heeft dat uitgezocht.’

‘… in de rioolbuis…’

‘Hoe dan ook, de ouwe Zorreguieta ligt in Buenos Aires te neuken met Eva Perón en zijn vrouw is jaloers en dan komt Bernhard op bezoek. 1943, het was in 1943 en Bernhard had net de Stadhoudersbrief verstuurd aan Goebbels. Of Göring, dat moet ik nog eens aan Aalders vragen. Die heeft een kopie van die brief gezien waarin Bernhard zich bij Hitler aanbiedt om als stadhouder bezet Nederland te besturen. Dat wist u toch wel? Deze buurt was trouwens Sperrgebiet, ontruimd voor de bouw van de Atlantik Wall. Waarvoor Zwolsman… Verdomd, daar zit ook een verhaal in, maar ik dwaal af.’

‘MIJNHEER!’

‘Hoe dan ook. Mevrouw Zorreguieta is eenzaam en ongelukkig op haar veeboerderij. Tienduizenden hectares in de pampa’s. Weet je wat dat met je doet? Ze smacht naar gezelschap, maar natuurlijk niet van een van die ongelikte gauchos, zoals ze cowboys daar noemen. En dan duikt Bernhard op. Begrijpen jullie waar ik heen ga?’

‘ER LIGT EEN LIJK…’

‘Nee, geen lijk. Bernhard neukt met mevrouw Zorreguieta en vergeet zogenaamd zijn Fromm om zijn Hoogduitse pik te doen. Die heeft hij natuurlijk laten liggen op het nachtkastje bij een van die andere minnaressen van hem, Ursula von Pannwitz. Of Leonie Putz. Of Lady Ann Orr in Londen. Mooie karakters, trouwens.’

De man schiet de peuk van zijn sigaret in de zandbak waarin de straat voor zijn huis al maanden is veranderd. ‘Een asbak voor de deur, dat is dan weer een voordeel.’

Van Goch en Fortuin zijn uit de open gegraven straat geklommen en staan nu naast de man, die een nieuwe sigaret opsteekt. Hij praat ononderbroken door.

‘Ik bedoel maar. De kleinzoon van Bernhard kan maar zo met een kleindochter van hem getrouwd zijn. Incest is een bekend verschijnsel in adellijke families. Ik ga er een serie van zeven boeken van maken. Mijn uitgeefster denkt dat het te veel is, maar minder lukt me niet. Dit wordt de Zorro-reeks met zeven delen. Maar goed, u moet opschieten met die verdomde rioolbuizen, ik houd u niet langer van uw werk.’

‘Wacht even, meneer het schrijvertje’, zegt Van Gogh gedecideerd.

‘We hebben in de rioolbuis die uit uw huis komt een lijk gevonden. Het lijk van een vrouw’, vult Fortuin aan.

Geamuseerd draait de man met de hond en de sigaret zich een halve slag om. ‘Maakt u zich daar nou druk om?’

‘Het verstopt de rioolbuis. Zo kunnen we niet verder werken’, zegt Van Goch nijdig.

‘Wat doet een vrouwenlijk in een rioolbuis die uitkomt bij uw huis?’ vraagt Fortuin.

De hond rukt opnieuw aan de riem. ‘Wacht even, Bernhard, we gaan zo naar binnen, dan krijg je je bakje eten en neem ik een glas rode wijn.’

‘Dit is een plaats delict. We zien ons genoodzaakt de politie in te schakelen’, zegt Van Goch, in de ijdele hoop dat dit indruk maakt.

De man schudt zijn hoofd ‘Wel ja. Inspecteur Snuf. Laat me niet lachen. Heeft u het corpus delicti al bekeken? Gezien dat de vrouw een label met een merknaam om haar hals heeft? Trouwens, als u goed kijkt, ziet u dat het geen lijk is, maar een sekspop. Made in China. Daar kunnen ze lichamen maken met alles er op en er aan, een kut en tieten die niet van echt zijn te onderscheiden. Ik moet toch eens uitzoeken hoe ze dat voor elkaar krijgen, dat kan ik in een plot van me gebruiken.’

Van Goch en Fortuin kijken elkaar verbluft aan. Beschaamd stappen ze terug in de open zandkuil in de straat. ‘Schiet nou eens op met die buis aan stukken slaan’, haalt Fortuin uit naar de twee grondwerkers die de hele tijd zwijgend hebben staan wachten.

Na nog een paar slagen komt het complete lichaam tevoorschijn. Het is gehuld in een roze babydoll. Om de nek hangt een goudkleurig kettinkje met een naambordje. Fortuin stapt in de zandkuil en leest wat er op de label staat. ‘Blonde Dolly’.

‘Ik wilde weten of ze nadat ze was vermoord en haar lichaam was verdwenen, verstopt had kunnen worden in een rioolbuis’, zegt het schrijvertje. ‘Nu de straat toch open lag, kon ik dat eens uitproberen. Gisteren was het zondag. Een perfecte dag voor een moordscène. Een goedemiddag, heren, en nog een fijne dag gewenst.’

++++++++++++

(c) Keke Keukelaar
Roel Janssen (Enschede, 1947) is een financieel-economisch journalist en schrijver. Hij maakte zijn thrillerdebuut in 1997 met De struisvogelcode. Daarna volgden onder andere Het Mercatorcomplot (2000), De Kloonbaby (2003) en Karaktermoord (2005). Voor het in 2007 gepubliceerde De tiende vrouw werd hij bekroond met De Gouden Strop, de prijs voor de beste Nederlandstalige misdaadroman. Na De tiende vrouw volgden de thrillers De stem van het volk (2009), Fout goud (2014) en Alles verloren (2017).  Daarnaast schreef hij een aantal non-fictieboeken over (internationale) economie, waaronder Grof geld (2011), een kroniek van zeven eeuwen financiële schandalen en speculaties in Nederland.

Tot 2010 was Janssen financieel-economisch redacteur van NRC Handelsblad. Daarvoor was hij van 1978-1983 correspondent in Zuid-Amerika voor de NRC en NOS, met als standplaats Rio de Janeiro in Brazilië. Hij promoveerde op een proefschrift over krottenbuurten in Bogotá, de hoofdstad van Colombia. Daarna verbond hij zich als senior advisor aan het Haagse Centrum voor Strategische Studies (HCSS) en als lid van de advisory board van OMFIF, een financiële nieuwsbrief en denktank in Londen.

Onder het pseudoniem Menno Lindeman schreef hij de thriller De stijldanser (2004). De foto van de auteur en de biografische gegevens op de achterzijde van het boek berustten niet op de realiteit, evenmin als de bewering dat het om een debuut zou gaan. Dat Janssen de auteur is, werd kort na het verschijnen van het boek ontdekt en bekendgemaakt.

Eind augustus verschijnt bij uitgeverij Balans Janssens nieuwste boek, De afrekening. Daarin beschrijft hij hoe de Nederlandse overheid onder immense druk een operatie op van ruim 32 miljard euro op touw zette om ING van de ondergang te redden.

1 opmerking:

Roger De Maertelaere zei

Roel Janssen heeft me eerst doen grinniken, later zelfs luidop lachen.
Zijn pastiche over Tomas Ross die in een opgegraven rioolbuis het lijk van Blonde Dolly ziet verschijnen, was een waar genot.

Wie een beetje vertrouwd is met de Nederlandstalige misdaadliteratuur kan genieten van de karaktertekeningen van auteurs die we makkelijk kunnen herkennen, de spot en ironie die in het rond spettert (de hond aan de leiband van Ross!) en bijna alles eigenlijk.

Mijn waardering voor deze "Kleine Grachtmusik" is groot. Die voor deze reeks feestredes bij twaalf jaar De Spanningsblog al evenzeer.