(Door Hans Knegtmans)
Peter James is vooral bekend door zijn boekenserie over rechercheur Roy Grace. Zo nu en dan schrijft hij een standaloneroman. De meest recente is Ultiem bewijs. 'De beste what-if thriller sinds De Da Vinci Code', roept collega-auteur Lee Child blij op de voorflap.
Nou, zo'n vaart loopt het niet. Het uitgangspunt van het boek is ambitieus genoeg. Onderzoeksjournalist Ross Hunter wordt benaderd door de gepensioneerde hoogleraar kunstgeschiedenis Harry F. Cook. Deze zegt door toedoen van een tussenpersoon een oud manuscript in zijn bezit te hebben gekregen, waarin wordt verkondigd dat zeer binnenkort God levend en wel de aarde zal bezoeken. (De precieze uitleg is complexer, maar mag de lezer zelf ontdekken.)
Alleen al met overleven maakt Ross vele overuren. En dan moet hij ook zijn gevoelens tegenover de dames kanaliseren. Hij mag dan met de lastige Imogen getrouwd zijn (zij verwacht zelfs een kind van hem), zijn hart gaat eigenlijk uit naar de spontane en goudeerlijke tv-presentatrice Selly. Anderzijds is hij geen versierder, zodat hij niet zonder meer de relationele oversteek maakt.
De auteur toont zich een geroutineerde plotter, en voor in het vliegtuig en/of het vakantiehuisje is dit boek geen slechte keus. Tenzij de lezer hecht aan doordacht en creatief taalgebruik, dan moet hij niet bij James wezen: 'Ik zal mijn neef bellen. Ik weet niet waarom je daarheen gaat, en daar wil ik ook niet naar vragen, maar ik voel aan dat het belangrijk is. Ik hoor het aan je stem, Ross, je bent een man met een missie.'
Ten slotte: de lezer die zich oprecht afvraagt of God nu wel of niet leeft, wordt in het ongewisse gelaten. Weliswaar suggereert de auteur dat een van de personages geen gewone aardbewoner is, maar dan nog. We kunnen niet iedereen tot God bombarderen.
Peter James - Ultiem bewijs. Uitgeverij De Fontein, 495 pag.
Deze recensie, met toestemming van de auteur overgenomen, verscheen eerder in het AD.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten