Recensenten hebben altijd gelijk. Ik weet niet wie dat heeft bedacht en ga het me alsjeblieft niet uitleggen, maar zo heb ik het gehoord, samen met de opmerking: ‘Gedraag je er naar, anders krijg je je trekken thuis.’
Dat is intussen zo vaak gebeurd dat ik soms denk: recensenten hebben altijd gelijk, doe vooral alsof.
Maar dat betekent niet dat ik hoef te snappen hoe het in het hoofd van een ander werkt.
Een voorbeeld?
Goed dat je het vraagt, want ik ben dit stukje begonnen in de hoop dat je meer wilt weten.
In een van de eerste recensies over Het hoofd van Little Levy stond dat de slimme Jeff Meeks op pad was met de domme Levy.
Ik keek er van op. Laat ik nou in al de maanden waarin ik aan het prachtboek werkte nooit in de gaten hebben gehad dat Levy ze niet op een rij had?
Zijn vrouw Lenny is vermoord en hij ziet in dat hij niet de vaardigheden heeft om de moordenaars te vinden, daarom vraagt hij Meeks hem te helpen.
Dat staat al op de eerste pagina, je hoeft niet diep te graven en zorgvuldig te lezen om de bedoeling van Levy te begrijpen.
Ik citeer: ‘Ze (Lenny dus) zei altijd dat ik niet goed was in denken, maar jij wel.’
Nou kan het aan mij liggen, maar ik vind iemand die door heeft dat hij iets in zijn eentje niet tot een goed einde kan brengen nogal slim. Het is de domoor die zijn beperkingen niet kent en een paar meter voor zich uit wauwelt. Als dat niet zo was, hadden we geen virusontkenners en in de USA geen Trumpisten, wat, ik zeg dit voor de recensenten van muziekbladen, geen mensen zijn die trompet spelen.
Maar de afgekloven tegenstelling dom-slim kan wel makkelijk je mening over een boek bepalen voor je aan lezen bent begonnen.
O, ja, bij schrijvers heb je ook vijftig soorten dom, het zijn niet altijd de slimsten, mezelf meegerekend. In het stukje over de tweede eerste Canon van de Nederlandstalige Misdaadliteratuur vergat ik in de eerste zin een s achter het woord misdaadroman, waardoor het leek alsof de eerste eerste Canon opgezet was om één boek in de zon te zetten.
Wat kan die De Zwaan toch een onzin schrijven.
Dat kan ik, ja en ik maak het in de ogen van in elk geval één collega nog erger: ik noemde Oolbekkink als Canon-kandidaat en dat was een soort van overtreffend dom, want Oolbekkink was een schrijver van gemakzuchtboeken, dat ‘vond hij zelf ook’.
Oolbekkink schreef gemakkelijk, goed Nederlands, mooie zinnen, heldere plot. Dat kun je, bijvoorbeeld als je een ploeterschrijver bent bij wie alles van au gaat, wel gemakzucht vinden, maar dan ben je ...
...daar ga ik een keer een passend woord voor bedenken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten