15 december 2020

Over de kunst van het schrijven (column, 2020)





The spy who came in from the cold  



(Door Jacob Vis)

In 1988 bezocht ik met mijn broer Dick het toenmalige Oost-Berlijn dat stevig van de bewoonde wereld was afgesloten met de Muur. Het was een buitengewone ervaring. De vorige dag hadden we de jaarlijkse autoshow in West-Berlijn bezocht, waar de ene glanzende bolide naast de andere stond en waar je op de gangpaden kon lopen over de hoofden van de bezoekers.

Nu deden we hetzelfde in Oost-Berlijn. Hier stond slechts één auto, een vierdeurs Trabant, het enige model dat je destijds als Oost-Berlijner kon aanschaffen, als je geld, geluk en connecties had. Dat waren er maar weinigen. Er waren ook weinig bezoekers die om het autootje heen stonden en af en toe voorzichtig een vinger uitstaken om het doffe lak aan te raken. Wat ging er door die mannen heen?

Hoewel de Muur een jaar later zou vallen was er toen nog niets dat wees op detente, integendeel: de stad bood een uitgesproken unheimische indruk. De mensen waren aardig en als ze het gevoel kregen dat ze vrij konden praten, waren ze zelfs heel aardig en bereid je alles te laten zien wat je wilde zien.

En er was genoeg te zien, al hadden de gebouwen de bekende hoekige stijl van alle bouwwerken in het Oostblok. Maar het Pergamonmuseum was indrukwekkend en voor ons, verwende westerlingen, spotgoedkoop. Alles was goedkoop in Oost-Berlijn, maar veel was onbereikbaar. De bussen waren zo vol dat de passagiers in trossen op de treeplanken stonden, zodat we die dag veel gelopen hebben.

Aan het eind van de dag wilde ik als een soort bedevaart terug via Checkpoint Charlie dat destijds nog in vol bedrijf was. Terwijl een minzaam grijnzende Cerberus onze passen controleerde en alles gebeurde in de stijl die ik me herinnerde van het derde meesterwerk van John le Carré, besefte ik: dit is de plek waar Alec Leamas is doodgeschoten – de hoofdpersoon in het boek dat al in 1968 diepe indruk op me maakte.

Je kon je er alles bij voorstellen hoe dat is gegaan. Zeker toen een bewaker met een nazipet en een indrukwekkende revolver mijn broer (die er nog Indischer uitziet dan ik) uit de rij plukte voor ‘nader onderzoek.’ Ik werd kwaad en liet dat duidelijk blijken, waarop een Oost-Berlijner me op de schouder tikte en zijn vinger op de lippen legde. Niet doen, zei hij geluidloos, dit is alleen maar machtsvertoon.

Ik kalmeerde en verdomd, twintig minuten later kwam broer Dick onbeschadigd terug. Hier stierf Alec Leamas, dacht ik weer terwijl ik nagelbijtend op hem wachtte en het werd me koud om het hart.

Zijn schepper is dood. John le Carré werd 89. Hij heeft in zijn lange schrijversleven een onuitwisbare indruk gemaakt op iedere thrillerschrijver. Hij was voor ons allemaal een voorbeeld. Niet alleen vanwege de meesterlijke constructie van zijn verhalen, maar vooral door de onvergetelijke karakters die hij schiep. Ik herinner me dat Renate Rubinstein in VN een sneer gaf over zijn stijl – een opmerking die me zo kwaad maakte dat ik een boze ingezonden brief schreef die VN niet plaatste, vermoedelijk omdat de toon te scherp was voor La Rubinstein.

Renate, ook jij bent allang dood, maar ik hoop dat je in het hiernamaals eens een praatje kunt maken met David Cornwell over de kunst van het schrijven. Kun je nog iets van leren.

1 opmerking:

Thrillerlezers zei

Jammer die sneer naar Rubinstein. Zoals de net overleden auteur meer mannenleesvoer is, is Rubinstein dat voor vrouwen. Zo denk ook dat de spionageschrijver misschien inspiratie gaf aan de oude garde thrillerauteur. Betwijfel of de huidige goedverkopende Nederlandse auteurs wel eens een boek lazen.