MAAND WORDT WEEK
(Door Peter de Zwaan)
(Door Peter de Zwaan)
Als u niet houdt van dat geklets over vroeger
hou dan nu op met lezen, want dit wordt opa-vertelt. Over vroeger, toen de
misdaadliteratuur nog in handen was van schrijvers. Dat was in de jaren
tachtig, als ik het me goed herinner. Niks geen Genootschap van
Nederlandstalige Misdaadauteurs, niks geen Gouden Strop. Maar wel schrijvers
met plannen en dappere woorden: als niemand anders iets doet dan doen we het
zelf.
Ik weet niet meer wat er eerder was: het GNM
of de Strop, maar ik weet wel dat ik me in 1992 toen mijn eerste misdaadroman,
Dietz, uitkwam, verbaasd afvroeg wat dat voor prijs was. Ik kwam thuis van een
reis door de USA, nam de post door en zag dat ik in Amsterdam had moeten zijn
in verband met een nominatie. Ik nam het niet serieus. Gouden Strop, nooit van
gehoord.
Ik won de prijs niet, maar, zeiden geharde collega’s, dat was logisch. ‘Je weet toch wel iets? Debutanten winnen de prijs nooit.’
Later werd dat anders. Werd alles anders. Want de belhamelplannen van een groepje schrijvers kwamen in handen van professionals, werden een paar jaar belangrijk en doofden daarna langzaam uit, zoals de laatste beelden van een spannende scène als de regisseur niet meer weet hoe het verder moet.
Het was mooi toen, met die prijs. ‘Je wist natuurlijk nooit wie de Strop kreeg, maar je wist wel welke recensenten van je werk hielden en we zochten met een paar man de jury’s uit.’
Prachtige tijd.
Nu zijn er 1500 recensenten, want iedereen leest wel eens en iedereen heeft een computer. De kans dat je de leden van de jury kent, is vrijwel nul geworden. De kans dat je ooit van ze hebt gehoord eveneens.
Het geldbedrag verbonden aan de prijs was jarenlang 1001. Guldens, geen euro’s. Het werd 25.000 guldens en daarna begon de neergang. Tegenwoordig is het handig als de winnaar het geld zolang voorschiet, geloof ik.
Het feest waarop de prijs vorig jaar bekend werd gemaakt werd bijgewoond door heel wat mensen. Maar nauwelijks door lezers en daar werd nogal wat over afgeklaagd in de jaarvergadering van het GNM.
Ik heb een kleine enquête gehouden onder mensen van wie ik weet dat ze lezen. ‘Wie won de Gouden Strop in 2015?’ Niemand. Twee vroegen: ‘Gouden Strop, wat is dat ook weer?’
Dezelfde weg gaat De maand van het spannende boek. Ook bedacht door een paar collega’s die, geintje, vonden dat je zwaar in moest zetten als je wilde vechten tegen de officiële boekenweek van tien dagen. Een hele maand, dat zal ze leren.
De maand wordt dit jaar een week. Niet omdat schrijvers met een nieuw idee kwamen, maar omdat ‘de boekhandel daar om vroeg’. De verkopers van boeken vonden een maand te lang, vier weken gezeur aan hun kop.
En, kinderen, wat deden wij, de schrijvers? Vragen of ze bij de boekhandel een beetje gek waren geworden? Nee hoor, we zeiden: ‘Oké, prima.’ Zonder enige discussie, zonder een schim van protest. Het schijnt dat ‘zij van de boekhandel’ nu werken aan een format: zó moet een misdaadroman eruitzien en als je je niet aan de richtlijnen houdt, beginnen we niet aan de verkoop.
Wij, schrijvers, zullen knikken en het format mee naar huis nemen. Zonder protest. Let op opa’s woorden.
Ik won de prijs niet, maar, zeiden geharde collega’s, dat was logisch. ‘Je weet toch wel iets? Debutanten winnen de prijs nooit.’
Later werd dat anders. Werd alles anders. Want de belhamelplannen van een groepje schrijvers kwamen in handen van professionals, werden een paar jaar belangrijk en doofden daarna langzaam uit, zoals de laatste beelden van een spannende scène als de regisseur niet meer weet hoe het verder moet.
Het was mooi toen, met die prijs. ‘Je wist natuurlijk nooit wie de Strop kreeg, maar je wist wel welke recensenten van je werk hielden en we zochten met een paar man de jury’s uit.’
Prachtige tijd.
Nu zijn er 1500 recensenten, want iedereen leest wel eens en iedereen heeft een computer. De kans dat je de leden van de jury kent, is vrijwel nul geworden. De kans dat je ooit van ze hebt gehoord eveneens.
Het geldbedrag verbonden aan de prijs was jarenlang 1001. Guldens, geen euro’s. Het werd 25.000 guldens en daarna begon de neergang. Tegenwoordig is het handig als de winnaar het geld zolang voorschiet, geloof ik.
Het feest waarop de prijs vorig jaar bekend werd gemaakt werd bijgewoond door heel wat mensen. Maar nauwelijks door lezers en daar werd nogal wat over afgeklaagd in de jaarvergadering van het GNM.
Ik heb een kleine enquête gehouden onder mensen van wie ik weet dat ze lezen. ‘Wie won de Gouden Strop in 2015?’ Niemand. Twee vroegen: ‘Gouden Strop, wat is dat ook weer?’
Dezelfde weg gaat De maand van het spannende boek. Ook bedacht door een paar collega’s die, geintje, vonden dat je zwaar in moest zetten als je wilde vechten tegen de officiële boekenweek van tien dagen. Een hele maand, dat zal ze leren.
De maand wordt dit jaar een week. Niet omdat schrijvers met een nieuw idee kwamen, maar omdat ‘de boekhandel daar om vroeg’. De verkopers van boeken vonden een maand te lang, vier weken gezeur aan hun kop.
En, kinderen, wat deden wij, de schrijvers? Vragen of ze bij de boekhandel een beetje gek waren geworden? Nee hoor, we zeiden: ‘Oké, prima.’ Zonder enige discussie, zonder een schim van protest. Het schijnt dat ‘zij van de boekhandel’ nu werken aan een format: zó moet een misdaadroman eruitzien en als je je niet aan de richtlijnen houdt, beginnen we niet aan de verkoop.
Wij, schrijvers, zullen knikken en het format mee naar huis nemen. Zonder protest. Let op opa’s woorden.
Meer columns op www.peterdezwaan.nlPeter de Zwaan (1944, Meppel) heeft tientallen boeken op zijn naam staan, naast misdaadromans ook vele jeugdboeken. Voor acht van zijn thrillers werd hij genomineerd voor de Gouden Strop, de prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek. Met Het Alibibureau won hij in 2000 die prijs. In 2013 verscheen zijn jongste thriller De Loverman bij zijn eigen uitgeverij Zwarte Zwaan. Een jaar later publiceerde uitgeverij Conserve In mijn hoofd, een roman over alzheimer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten