28 februari 2021

Met de kennis van nu #5 (interview, 2021)



Lieneke Dijkzeul: 'Ik moest het schrijven heruitvinden'  



Welk literair genre je ook beoefent, je debuut blijft een bijzonder iets. Vrij van de druk van uitgevers, recensenten en lezers is ineens jouw eerste proeve van bekwaamheid daar. De Spanningsblog vroeg thrillerauteurs met een aantal boeken op hun naam een 'trip down memory lane' te maken en hun debuut met de kennis van nu eens tegen het licht te houden. Vandaag: Lieneke Dijkzeul. 'Ik heb een grote liefde voor dit boek, al zie ik de tekortkomingen.'

Wanneer heb jij voor het laatst een blik geworpen in jouw thrillerdebuut De stille zonde?
Lieneke Dijkzeul
: 'Dat deed en doe ik met enige regelmaat. Ik werk met vaste personages, en je wilt niet in herhaling vallen. Ik verbeeld me een ijzeren geheugen te hebben, maar soms bedenk je met betrekking tot Vegter of Talsma een mooie zin en klinkt die ietwat bekend. Leuker dan Word erop loslaten is om je geheugen te checken. Het maakt je ook weer iets wijzer omtrent het stadium waarin je destijds verkeerde. Want je leest natuurlijk altijd verder en denkt: o ja… En: waarom deed ik dat toen?'

Lieneke Dijkzeul tijdens de presentatie van De stille zonde
Hoe verliep destijds de reis van de eerste woorden op papier naar daadwerkelijke publicatie?
 
'Die ‘reis’ verliep voorbeeldig. Wegens bezuinigingen bij de publieke omroep lag het kindertelevisieprogramma waarvoor ik al jaren de scenario’s en liedjes schreef, een heel seizoen stil. Ook stond er op dat moment geen jeugdboek op stapel. Opeens was er tijd! Die kon ik vermorsen, maar ik besloot er iets nuttigs mee te doen, waaronder het ordenen van mijn werkkamer.'

'Dat heeft niet blijvend geholpen, helaas, maar wat ik er destijds onder andere tegenkwam: een ooit voor een vrouwenblad geschreven kort verhaal waarvan ik besefte: dit heeft meer potentie. Nog altijd herinner ik me die heerlijke zomer; vanaf ’s ochtends tien uur schrijven in de tuin. Terwijl ik nóóit ’s ochtends schrijf, want de ochtend is er om te vermorsen. Maar die zomer schreef en schrapte ik tot het donker werd, en tot het af was. Misschien kon ik dit!'

'Ten slotte kijk je naar een paar honderd A4’tjes waar iets mee moet, je belandt op een feestje bij Ambo|Anthos, je raakt in gesprek met een van de uitgevers. De rest is geschiedenis.'

Weet je nog hoeveel je van je eersteling hebt verkocht?
'Het boek deed het geweldig, zeker als je bedenkt dat het een debuut was. In de diverse verschijningsvormen zijn er circa 75.000 exemplaren verkocht.'

Wat waren destijds de reacties van pers en publiek?
'Die waren geweldig – het jubelen ging maar voort. Ik werd er zo blij van. De stille zonde kreeg buitengewoon lovende recensies in de serieuze dagbladen, en de reacties die ik per mail kreeg waren navenant. Het maakte enthousiast en nederig.'

Met wat voor gevoel kijk je naar jouw eerste thriller? Wat vind jij de pluspunten van het boek?
'Ik heb een grote liefde voor dit boek, al zie ik de tekortkomingen; het is een eersteling. Na tientallen jeugdboeken moest ik in zekere zin het schrijven heruitvinden. Strakker, strakker! Volwassenen behoeven, als het goed is, geen uitleg. Ik ben een groot bewonderaar van Carmiggelt – hoe ouder hij werd, hoe minder woorden hij nodig had. Pluspunten? Het enthousiasme waarmee het is geschreven, de liefde, toen al, voor de personages, van wie ik het gevoel had dat ze veel méér te vertellen hadden. Nog voor De stille zonde verscheen was ik al bezig met Koude lente.'

Zou je, met de inmiddels opgedane kennis en schrijfervaring, nu een ander debuut hebben geschreven? Zo ja, wat zou je er aan veranderen?
'Ach ja, iedereen zou zijn debuut willen herschrijven, puur om technische redenen. Overigens: aan de plot zou ik niets veranderen, die deugt. Je ziet alle beginnersfouten, en je vingers jeuken. Anderzijds: de euforie van een debuut is eenmalig en niet door latere boeken te evenaren. Al kan ik met enorm plezier terugdenken aan Koude lente – hoofdstuk 24. Kort is het, en ’s nachts om 4 uur was het af. Om 5 uur lag ik nog te stuiteren in mijn bed – zo moet het, misschien heb ik iets geleerd.'


Over De stille zonde
Voordat Lieneke Dijkzeul (1950) in 2006 haar thrillerdebuut De stille zonde publiceerde, had ze al meer dan vijftig kinder- en jeugdboeken op haar naam staan. In 1990 schreef ze haar eerste jeugdboek Hou je taai. In haar serie rond rechercheur Paul Vegter zijn inmiddels zeven delen verschenen. 

In De stille zonde wordt tijdens een schoolreünie op de herentoiletten het lijk gevonden van Eric Janson, een 58-jarige docent Engels. Hij blijkt te zijn vermoord. Inspecteur Paul Vegter en zijn jonge assistente Renée hebben weinig aanknopingspunten. Een van de verdachten is David Bomer, een arrogante dertiger die kort daarvoor zijn zwangere vriendin heeft verlaten. Het is raadselachtig waarom hij na de dramatische avond uitgerekend een relatie begint met Eva Stotijn, alleenstaande moeder van een dochtertje van vier en net als David oud-leerling van de school. Eva's leven lijkt met de komst van David eindelijk een gunstige wending te nemen. Maar spoedig blijkt dat hij met Eva speelt en haar gaandeweg in een wurggreep krijgt. Eva ziet nog maar één uitweg. 

Dijkzeul heeft een hartgrondige hekel aan het predikaat 'literaire thriller' dat ook op haar boeken staat. De schrijfster stak in een interview met NRC Handelsblad (2009) haar ongenoegen over het stempel niet onder stoelen of banken. 'Dat verdomde etiket! Het voorkomt dat mensen je boek oppakken en dat terwijl er echt heel goede thrillers zijn.'


Lees ook: 
René Appel
 vertelt hier over zijn debuut Handicap
Loes den Hollander vertelt hier over haar debuut Vrijdag
Corine Hartman vertelt hier over haar debuut Schone kunsten
Peter de Zwaan vertelt hier over zijn debuut
Dietz

Geen opmerkingen:

Een reactie posten