De Schaduwprijs verdient de strop
(Door Peter Kuijt)
Drie debutanten maken dit jaar kans op de Gouden Strop. Het was voor het laatst in 1998 dat er zo veel beginnende schrijvers met hun boek op de shortlist stonden. Dat zorgde toen voor commotie en vandaag de dag is de heisa erom niet minder. Sommigen bepleiten uitsluiting van debutanten van de Gouden Strop, want daarvoor is al de Schaduwprijs. Veel beter is om juist die laatste prijs af te schaffen.
‘De Nederlandse thrillerwereld werd op 25 mei volledig verrast’, schreef recensent Johan Diepstraten eenentwintig jaar geleden in de krant BN/De Stem. Niet gelouterde namen als Tomas Ross, Peter de Zwaan en René Appel haalden toen de shortlist van de Gouden Strop, maar drie debutanten: Ed Sanders, Onno te Rijdt en Mirjam Boelsums. Uiteindelijk won overigens Jac. Toes met zijn hardloopthriller Fotofinish.
‘Thrillerschrijvers die niet werden genomineerd, opperden dat de Gouden Strop maar moet worden afgeschaft, omdat de prijs zichzelf zou hebben overleefd’, signaleerde Diepstraten. ‘Het tegendeel is waar. Er is weer veel gedoe rond de keuze van de jury, vergeten boeken komen in de schijnwerpers te staan en uit alles blijkt dat het misdaadgenre bloeit als nooit tevoren.’
Gedoe. Het is er altijd geweest rond de Gouden Strop en het zal altijd zo zijn. Dat is nu eenmaal traditie. Een relletje hoort erbij, je moet de aandacht blijven vasthouden.
‘We schijnen een verrassende keuze te hebben gemaakt’, zo citeer ik mezelf uit het juryrapport. Inderdaad, ik was destijds juryvoorzitter en dus medeverantwoordelijk voor de kennelijk opvallende shortlist. Volgens Vrij Nederland had de jury zelfs meegewerkt aan een nieuwe trend, de verruiming van het genre, ‘waarin van literaire zijde pogingen tot annexatie van de thriller worden gedaan’. Daar streefde de jury van toen niet bewust naar. Uit het juryrapport: ‘Zij beoordeelde gewoon wat volgens haar de vijf beste boeken waren die voldeden aan de criteria ‘misdaad als centraal gegeven’ en ‘spanning als dominant verhaaleffect’. Wel constateerden wij dat er dit jaar weer boeken bij waren die ook in een ander minder afgebakend genre kansrijk zouden kunnen meetellen.’
Ed Sanders won trouwens met zijn financiële thriller De frontrunners in 1998 de Schaduwprijs, die toen voor de tweede keer werd uitgereikt. Er was toen niemand die er een punt van maakte dat de later wegens faillissementsfraude veroordeelde auteur voor twee prijzen genomineerd was.
Hoe anders is dat nu. Twee debutanten, Kefah Allush en Kasper van Beek, zijn in de race voor zowel de Gouden Strop als de Schaduwprijs. Hoe is dat mogelijk, is de teneur van de reacties op Facebook en lezersfora. Gesuggereerd werd debuten uitsluitend toe te laten voor de Schaduwprijs. Mocht de schrijver met een tweede boek komen, dan zou hij pas kunnen meedingen naar de Strop. Het is een opmerking in de trant van ‘schrijf maar gauw een volgend boek, dan mogen de zijwieltjes van je kinderfietsje af’.
Wat goed is, komt snel. Dat is niet alleen zo bij Frenkie de Jong, maar ook bij sommige auteurs. Die spelen zich met hun eersteling in de kijker, vallen op bij jury’s van diverse pluimage (zie Elvin Post, Bram Dehouck) of – wellicht beter nog – scoren er meteen een bestseller mee, zie: Saskia Noort. Zulke verdienstelijke auteurs mag je niet de toegang tot de Gouden Strop ontzeggen. Een debuut is een boek, net zoals het tweede, derde, zevende of tiende boek van een schrijver. Die moeten gewoon kunnen meedraaien met de Gouden Strop. Én met de Schaduwprijs.
Toepasselijk is de naam van deze prijs voor thrillerdebutanten overigens wel. Want de prijs heeft vanaf het begin in de schaduw gestaan van grote broer Gouden Strop. Er altijd een beetje bijgehangen, nooit serieus genomen. In het begin was het al een aanmoedigingsprijs en laatst herhaalde Peter Römer, de hopman van de thrillerschrijversclub GNM dat weer voor de camera’s van het programma Vijf uur live. ‘Met die prijs zeggen we tegen de schrijvers: Ga hier vooral mee door.’
De vraag is of schrijvers een duwtje in de rug nodig hebben om achter hun laptop te gaan zitten. Die aandrang moet vooral van binnenuit komen. Ik ken schrijvers die zich na hun vijfde boek nog steeds afvragen of ze er wel mee moeten doorgaan. Tja, zo kun je blijven aanmoedigen.
Het is eerder de vraag of we de Schaduwprijs moeten laten voortbestaan. Want door een wijziging van de reglementen is die gedegradeerd tot een ‘mindere prijs’. Mocht zowel de jury van de Gouden Strop als die van de Schaduwprijs kiezen voor dezelfde winnaar, dan kan hij of zij niet meer deze twee prijzen tegelijk winnen. Zwaarder weegt dan de Gouden Strop, de Schaduwprijs gaat dan naar de nummer twee op de lijst, dus niet de oorspronkelijke keuze van de jury.
Ter verduidelijking: Mocht de jury van de Gouden Strop dit jaar dus kiezen voor Kefah Allush als winnaar en de jury van de Schaduwprijs ook al de auteur van De munt van Judea op plek 1 hebben staan, dan wint Kasper van Beek óf Erik Betten de debutantenprijs. En de winnaar zal hoe dan ook het gevoel niet van zich af kunnen schudden ‘tweede keus’ te zijn geweest. Als twee aparte jury's van twee aparte prijzen (de een bemand met recensenten, bibliotheekmedewerkers en boekverkopers, de andere gevuld met collega-auteurs) vinden dat een debuut de beste thriller is die dat jaar is verschenen, dan heeft dat juist nog meer betekenis en geeft dat nog meer waarde aan het boek in kwestie. ‘Het beste boek moet winnen’, aldus ook Hebban-hoofdredacteur Sander Verheijen. 'Je degradeert niet alleen de prijs door nummer 2 te laten winnen omdat het ook de 'grotere' prijs wint, ook de jury in kwestie.'
Kortom, schaf de Schaduwprijs af. Dan hou je meer over om de cheque van de Gouden Strop mee te verzwaren (verhoog het te winnen bedrag bijvoorbeeld naar 25.000 euro). Je bent meteen van een ondergeschoven kindje af dat de afgelopen 22 jaar toch al weinig tot geen aandacht kreeg en niet zal krijgen.
Pluspunt: je hebt geen gedoe meer.
Minpunt, als je van tradities houdt: je hebt geen gedoe meer...
Geweldig stuk! Vooral de afweging tussen de plus- en minpunten.
BeantwoordenVerwijderen